IX – De bouwnijverheid – 6. KOPPELBAZERIJ IN DE
BOUWNIJVERHEIDJanuary 1, 1999
6. KOPPELBAZERIJ IN DE BOUWNIJVERHEID
In het vorige hoofdstuk is bij de bespreking van de
werkgeversfraudes aangegeven dat de bouwnijverheid altijd op zoek
is naar wegen om de arbeidskosten zo laag mogelijk te houden. Dit
kan op legale, maar ook op diverse illegale manieren gebeuren. Een
aannemer kan zelf personeel in dienst nemen en vervolgens met valse
nota’s, facturen, en dergelijke frauderen met de afdracht van
premies en belastingen. Van deze fraudes zijn in het vorige
hoofdstuk enkele voorbeelden gegeven. Een andere illegale manier
behelst het inschakelen van arbeidskrachten die worden geleverd
door koppelbazen.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 5.2. Overige vormen van
criminaliteitJanuary 1, 1999
5.2. Overige vormen van criminaliteit
Naast de in de vorige paragrafen genoemde vormen van
organisatiecriminaliteit kunnen eigenaren van bouwbedrijven zich
schuldig maken aan andere vormen van crimineel gedrag. Deze vormen
zijn op de n of andere manier verbonden aan de bouwnijverheid zelf,
in het bijzonder om verlichting te brengen in de grote druk die de
bouwnijverheid nu eenmaal op de participanten uitoefent.
Fraudegevoeligheid in de bouw heeft vooral te maken met kenmerken
van de structuur en de organisatie van de bouwnijverheid en is mede
het gevolg van het feit dat administratieve controles doorgaans
zeer moeilijk zijn en zeer tijdrovend. Deze fraudes zijn lastig te
onderscheiden van fraudes die door malafide bouwondernemingen of
door criminele groepen worden veroorzaakt.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 5.1. Fraudes door
werkgeversJanuary 1, 1999
5.1. Fraudes door werkgevers
Door Houwen en Kempkes (1993) zijn vier soorten van fraude in de
bouw te onderscheiden: (1) fraude via een rechtsvorm, (2) malafide
inlening en onderaanneming, (3) contributieve fraude en (4)
informatieve fraude. Bij al deze fraudevormen in de bouwnijverheid
gaat men ervan uit dat aannemers arbeid laten verrichten door
personeel dat bij die werkgever in dienst is. Zij omschrijven
werkgeversfraude alshet door een natuurlijke of rechtspersoon
opzettelijk niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen met
als vooropgezet doel om
geen, of in onvoldoende mate, over het loon te heffen loonbelasting
en premies (werknemers- en volksverzekeringen) aan
bedrijfsverzekering en/of belastingdienst af te dragen
(ibid, 1993, p. 14). De in de definitie aangegeven
verplichtingen omvatten volgens de wet het inschrijven bij een
bedrijfsvereniging en het zich aanmelden bij de belastingdienst als
ondernemer. Verder bestaan er voor de werkgever informatieve-,
medewerkings- en betalingsverplichtingen aan deze twee instanties.
Door schade en schande wijs geworden, in het bijzonder om de
koppelbazerij in de jaren zeventig een halt toe te roepen, zijn
drie wetten ingevoerd om werkgeversfraudes in de (bouw)nijverheid
zo veel mogelijk terug te dringen:
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 5. DE BOUWNIJVERHEID EN
ORGANISATIECRIMINALITEITJanuary 1, 1999
5. DE BOUWNIJVERHEID EN
ORGANISATIECRIMINALITEIT
In hoofdstuk drie hebben wij kunnen zien dat de bouwnijverheid
door de aard van de uit te voeren werkzaamheden enkele
eigenschappen heeft die haar erg gevoelig maken voor infiltratie
door de georganiseerde misdaad. Diezelfde kenmerken maken deze
bedrijfstak echter ook gevoelig voor het plegen van fraudes door
eigenaren van bouwbedrijven. De bouwnijverheid is om die reden al
jaren door controle-instanties als de FIOD en de SFB, de
bedrijfsvereniging voor de bouwnijverheid, als een van de meest
fraudegevoelige economische bedrijfstakken in Nederland
gekenschetst. De druk op tijd te moeten opleveren (met daaraan
gekoppeld een zware boetebepaling voor te laat opleveren), de zeer
lage calculatie van de kosten als gevolg van de gebruikelijke
aanbestedingsprocedures (waardoor de winstmarges niet ruim zijn),
de gevoeligheid van de afstemming van diverse produktieprocessen,
dragen ertoe bij dat aannemers, al was het alleen maar om het
bedrijf in stand te houden, de verliezen zo beperkt mogelijk willen
houden. In dat geval zoeken aannemers hun toevlucht tot diverse
kostenbesparende maatregelen. De belangrijkste kostenpost is de
factor arbeid in de bouw, dus daar zal een aannemer als eerste zijn
toevlucht zoeken. Het gebruik maken van zwartwerkers, het
inschakelen van koppelbazen, zwart overuren betalen om op tijd te
kunnen opleveren, zijn middelen om goedkoper te kunnen werken of
onder de overeengekomen aannemingssom te kunnen blijven. Uiteraard
worden daarmee belastingbetalingen en de afdracht van sociale
premies vermeden.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4.8. AfpersingJanuary 1, 1999
4.8. Afpersing
Het aantal bij de politie bekende gevallen van afpersing in
Nederland is nihil. De afwezigheid van intimidatie in de
bouwnijverheid in de gegevensbestanden van de politie kan voor een
deel worden verklaard door de angst om aangifte te doen. Maar
vanuit werkgevers- n werknemerszijde wordt aangegeven dat van
afpersingspraktijken in de bouw geen sprake is. Dat wil dus niet
zeggen dat er helemaal geen afpersing is, maar dat dat verschijnsel
daar niet bekend is. Het is echter aannemelijk te veronderstellen
dat wanneer afpersing in werkelijkheid vaker dan incidenteel zou
gebeuren, dat altijd wel ergens bij iemand bekend moet zijn. Wij
mogen dus, met alle voorzichtigheid, aannemen dat afpersing in de
bouwnijverheid niet of zeer incidenteel plaats vindt. Van het
voorkomen van systematische afpersing van een hele bedrijfstak
bestaan geen aanwijzingen te bestaan en is daarom
onwaarschijnlijk.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 1. INLEIDINGJanuary 1, 1999
1. INLEIDING
Van oudsher heeft de georganiseerde misdaad in de Verenigde
Staten geprobeerd te infiltreren in legale economische sectoren.
Een van de belangrijkste branches is de bouwnijverheid, omdat daar
veel geld in omgaat en zij enkele, door de aard van de
werkzaamheden onvermijdelijke, kwetsbare plekken kent. Het
racketeeren van de bouwnijverheid is een van de al weer bijna
traditionele activiteiten van criminele groepen. Racketeeren
gebeurt door zwakke bedrijven in de macht te krijgen,
aannemersbedrijven af te persen en/of protectie te laten betalen.
De eventuele concurrentie wordt door hun eigen malafide
aannemersbedrijven uit te markt gewerkt en anders wel met hulp van
corrupte vakbonden die zij onder controle hebben. Er komen uit het
buiten- en binnenland diverse signalen dat een en ander aan de hand
is in de bouwnijverheid . In New York bijvoorbeeld is door diverse
overheidscommissies onderzoek verricht naar de sinds 1920 bestaande
relatie tussen de georganiseerde misdaad en de bouwnijverheid.
Daarin is vastgesteld dat criminele groepen van voornamelijk
Italiaanse origine bijna alle private en publieke bouwcontracten
boven de 2 miljoen dollar controleren. Daarmee voegen zij jaarlijks
honderden miljoenen dollars aan hun toch al omvangrijke banksaldo’s
toe (New York State Organized Crime Task Force, 1988). De vakbonden
zijn voor de innesteling in de bouwnijverheid in de USA van
cruciaal belang omdat via de bonden de factor arbeid in de
bouwnijverheid onder controle kan worden gebracht. En met de
manipulatie van arbeid kan juist in de bouw veel geld worden
verdiend (Men denke hierbij aan het fenomeen koppelbaas). Het meest
bekend (ook in boekvorm en in films) is de zaak Jimmy Hoffa waarin
(de kwalijke gevolgen van) een monsterverbond tussen criminele
groepen en de vakbonden in de USA naar boven kwam. (Moldea, 1978;
Abadinsky, 1991, p. 364). In Itali is veel gepubliceerd in de media
en in wetenschappelijke geschriften over de invloed van de mafia op
de aanbestedingen, de bouwcontracten en de aannemers (Arlacchi,
1993; Falcone en Padovani, 1993). Het is algemeen bekend dat de
grote sommen geld om Napels na de aardbeving weer op te bouwen,
grotendeels zijn verdwenen in de zakken van corrupte politici en
lokale en regionale criminele groepen. Allerlei geplande
infrastructurele werken zijn nimmer uitgevoerd of staan onafgemaakt
ergens in de stad. In Frankrijk zijn er berichten dat de Italiaanse
mafia is ingenesteld in de bouwnijverheid, met name in het zuiden
en in het gebied rond Grenoble (Fijnaut, 1993). Een parlementair
onderzoek is aldaar gestart om te achterhalen wat de aard en de
omvang van deze infiltratie is. Er zijn ook signalen afkomstig uit
Duitsland en Belgi dat daar
criminele groepen pogingen ondernemen, al dan niet via geweld,
afpersingen of de levering van illegale arbeid, de bouwnijverheid
te misbruiken voor hun eigen, criminele doeleinden. In Nederland
zijn in verband met de bouw van grote infrastructurele werken zoals
de metro-aanleg in Amsterdam, vragen gesteld of de mafia niet via
malafide (onder)aannemers greep op de bouwwereld heeft. Vervolgens
is een speciale recherchegroep aan de slag gegaan om dat uit te
zoeken. Er is een rapport geschreven (Wietink, e.a., 1994) maar
daarna is publicitair een grote stilte gevallen (zie verder het
rapport van Fijnaut en Bovenkerk over de situatie in
Amsterdam).
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4.7. IntimidatieJanuary 1, 1999
4.7. Intimidatie
Door zowel de werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties
is op navraag herhaalde malen verklaard dat geen intimidaties door
criminele groepen tegen een van hun leden de afgelopen vijf jaren
hebben plaatsgevonden. Ook bij de politie en het SFB is over het
voorkomen van intimidatie in de bouwnijverheid niets bekend. Geen
van de beschikbare politiebronnen bevat aanwijzingen voor het
tegendeel. De twee bestaande slachtofferstudies geven
verschillende, maar lage percentages te zien. De studie uit 1988
wijst uit dat 4% van de aannemers in de bouw aangeeft slachtoffer
te zijn van bedreiging en die van een paar jaar later minder dan
1%. Uit slachtofferonderzoek onder bedrijven blijken in de
bouwnijverheid minder bedreigingen te zijn dan in andere sectoren
van het bedrijfsleven.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4.6. Bomaanslagen en
brandstichtingenJanuary 1, 1999
4.6. Bomaanslagen en brandstichtingen
Bomaanslagen op bouwterreinen of tegen aannemers en
vakbondsleden zijn er in Nederland de afgelopen vijf jaren niet
geweest.
Brandstichting op bouwterreinen komt wel voor, maar zelden. In de
twee slachtofferenqutes, die uit 1988 (Bureau
Criminaliteitspreventie, 1990, p. 36) en die uit 1994 (Van Dijk en
Terlouw, 1995) wordt brandstichting in de bouw niet als vorm van
slachtofferschap gerapporteerd. Volgens verzekeringsmaatschappijen
is opzettelijke brandstichting eerder een vorm van
organisatiecriminaliteit om de administratie te laten verdwijnen,
dan een vorm van criminaliteit die door buitenstaanders wordt
gepleegd.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4.5. LiquidatiesJanuary 1, 1999
4.5. Liquidaties
Het zelfde als onder punt 4 geldt voor liquidaties. Ook daarvan
zijn geen aanwijzingen in de diverse ter beschikking staande
bronnen te vinden.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4.4. OntvoeringenJanuary 1, 1999
4.4. Ontvoeringen
Er zijn over de afgelopen vijf jaar geen ontvoeringen bekend van
aannemers in Nederland. Geen enkele politiebron (regionaal of
landelijk) beschikt over informatie over ontvoeringen of
verdwijningen van aannemers of anderen in de bouwnijverheid.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4.3. Geweld.January 1, 1999
4.3. Geweld.
Volgens diverse zegslieden uit de wereld van de bouwnijverheid
en de vakbonden is van geweld tegen aannemers en vakbondsmensen in
Nederland nauwelijks sprake. De Bouwbond van de FNV heeft volgens
eigen opgave in de afgelopen vijf jaar slechts n keer een geval van
dreigen met geweld door een koppelbaas tegen een kaderlid
meegemaakt. Ook bij werkgeversorganisaties en de SFB is over
geweld, laat staan systematisch geweld niets bekend. Uiteraard zou
angst voor represailles tot zwijgzaamheid van de slachtoffers
kunnen leiden, maar als geweld vaker dan incidenteel zou
plaatsvinden dan moet dat op de een of andere manier toch bekend
zijn geworden. Ook vertrouwelijke politie-informatie wijst niet op
geweldplegingen tegen aannemers en vakbondsleden. De incidenteel
bekend geworden mishandelingen hebben betrekking op uit de hand
gelopen conflicten tussen bouwvakkers onderling of tussen een
bouwvakker en zijn baas.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4.2. VernielingenJanuary 1, 1999
4.2. Vernielingen
Het bouwproces kan door racketeers ook worden verstoord door
geregeld vernielingen aan te richten waardoor vertragingen kunnen
optreden. Vernielingen komen voor op bouwplaatsen en zelfs vaker
dan bij andere bedrijfstakken. 15% van de bouwbedrijven geeft aan
last te hebben van vernielingen (ibid, p. 30). In de eerder
genoemde bronnen zijn geen aanwijzingen gevonden die op
systematische vernielingen duiden. Vernieling op een bouwplaats is
vooral een activiteit van jonge jongens.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4.1. Grootschalige diefstallen van
bouwmateriaalJanuary 1, 1999
4.1. Grootschalige diefstallen van bouwmateriaal
De vele op bouwterreinen aanwezige goederen en gereedschappen
vormen aantrekkelijke doelwitten voor dieven. De prijzen van
bouwmaterialen zijn meestal hoog en het gereedschap en de
apparatuur zijn door hun hoge aanschafwaarde kostbaar. Daarom zijn
zij aantrekkelijk om te worden gestolen en vervolgens aan helers te
worden verkocht. In de VS worden door de georganiseerde
criminaliteit als een van de afpersingsmethoden grootschalige
diefstallen gepleegd (of zij laten dergelijke diefstallen door
anderen uitvoeren). Grootschalige diefstallen houden voor een
aannemer flinke verliezen in. Er ontstaan flinke vertragingen in
het bouwproces (renteverlies) en verzekeringen zijn niet altijd
bereid het gestolen materiaal (snel) te vergoeden. Een recent
onderzoek van het ministerie van Justitie Inbraak in
bedrijven geeft helaas geen enkele informatie over welke
bedrijven slachtoffer worden van inbraken. Een eerder uitgebrachte
onderzoek Bedrijfsleven en criminaliteit uit 1990 laat zien
dat op grond van een slachtofferenqute de bouwnijverheid in
1988 niet overgerepresenteerd is als slachtoffer van criminaliteit.
In vergelijking met bedrijven uit andere bedrijfstakken geven
bouwbedrijven aan in 33% van de gevallen slachtoffer te worden van
inbraak, diefstal en andere vormen van criminaliteit, maar deze
kans is lager dan die in andere economische sectoren. De
bouwnijverheid heeft gemiddeld genomen een kleinere kans op
slachtofferschap dan bijvoorbeeld de horeca, de autohandel, het
transportwezen of de industrie.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 4. DE BOUWNIJVERHEID ALS
SLACHTOFFER VAN CRIMINALITEITJanuary 1, 1999
4. DE BOUWNIJVERHEID ALS SLACHTOFFER VAN
CRIMINALITEIT
Burgers, bedrijven en instellingen lopen altijd het risico
slachtoffer te worden van een of andere vorm van criminaliteit. In
de bouwnijverheid is dat risico extra groot: er is veel en duur
materiaal aanwezig omdat ter plaatse moet worden gebouwd en de
beveiliging van die goederen ter plekke is vaak moeilijk te
realiseren. De variteit aan denkbare delicten in de bouwnijverheid
is groot. Zoals aangegeven beperken wij ons tot de bespreking van
enkele eerder genoemde vormen van criminaliteit waarvan de
bouwnijverheid slachtoffer kan worden. De meeste kunnen
betrekking hebben op racketeeringactiviteiten.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 3.3. De vakbondenJanuary 1, 1999
3.3. De vakbonden
Juist in zo’n arbeidsintensieve bedrijfstak als de
bouwnijverheid is het niet verwonderlijk dat vakbonden van
werknemers een prominente plaats innemen. In Nederland heeft de
vakbond een lange historie achter zich. Zij heeft zich een
legitieme en invloedrijke positie verworven die voor een belangrijk
deel binnen een verzuilde samenleving gestalte heeft gekregen. In
1872 werd de eerste vakcentrale opgericht: het Algemeen Nederlands
Werkliedenverbond (ANWV). Deze organisatie heeft de kiem gelegd
voor drie belangrijke stromingen in de vakbeweging: de
socialistische, de katholieke en de protestantse. De eerste
afsplitsing van de ANWV kwam in 1881 bij de oprichting van de SDB
van Domela Nieuwenhuis en resulteerde in 1906 in het NVV. De eerste
protestants-christelijke vakbond was het Patrimonium van Klaas
Kater, waarna na drie jaar het CNV werd opgericht dat een meer
interconfessioneel karakter had. De katholieke evenknie werd vlak
voor de pauselijke Encycliek Rerum Novarum in 1888
opgericht. In 1925 werden verschillende katholieke vakbonden
samengevoegd tot het Rooms Katholiek Werkliedenverbond (het latere
NKV). Tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog legden de
werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties, ieder vanuit hun
eigen verantwoordelijkheid, zich toe op samenwerking. Die
samenwerking resulteerde onder andere in de oprichting van de SER
en van de invoering van een geleide loonpolitiek. In tegenstelling
tot de VS is van een harde, laat staan gewelddadige strijd in
Nederland nooit sprake geweest. Vakbonden zijn er in Nederland
altijd op uit geweest via onderhandelingen met werkgevers hun
doelen te bereiken. Stakingen, werkonderbrekingen, enzovoort werden
zo lang mogelijk uitgesteld en als uiterste pressiemiddel gezien en
ingezet. En was er sprake van een staking dan werd die altijd
gecordineerd door de vakbonden. Wilde stakingen wilden kaderleden
en bestuurders van vakbonden altijd zo veel voorkomen. In
tegenstelling tot de Verenigde Staten is van het toepassen van
geweld als strategie nimmer sprake geweest.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>