Bijlage VIII – VIII.1. Enkele achtergrondgegevensJanuary 1, 1999
VIII. DE NIGERIAANSE EN GHANESE CRIMINELE NETWERKEN: HUN
VERTAKKINGEN IN NEDERLAND
VIII.1. Enkele achtergrondgegevens
In de voorbije jaren zijn vooral de Nigeriaanse criminele
netwerken bij herhaling in het nieuws geweest. Zowel naar
aanleiding van concrete voorvallen als in algemene reportages werd
keer op keer bericht over hun betrokkenheid bij de internationale
drugshandel, over hun vrij geraffineerde oplichtingspraktijken en
over hun rol in wereldwijde vrouwenhandel. En vooral in verband met
deze laatste activiteit werd hun naam nogal eens in n adem genoemd
met die van Ghanese criminele netwerken. In het bijzonder gedurende
het onderzoek
dat een onderzoekscommissie van de Belgische Kamer in de jaren
1992-1994 heeft ingesteld naar een structureel beleid met het oog
op de bestraffing en de uitvoering van de mensenhandel, is deze
connectie tussen de Nigeriaanse en Ghanese vrouwenhandel meer dan
eens aan het licht getreden (Belgische Kamer van
Volksvertegenwoordigers, 1994).
lees meer
Bijlage VIII – VII.7. ConclusieJanuary 1, 1999
VII.7. Conclusie
Uit dit relaas is duidelijk geworden dat de Colombiaanse
kartelorganisaties in Nederland zeer actief zijn. Het gaat hier om
organisaties die in zeer korte tijd een reusachtige economische en
politieke macht hebben opgebouwd en die in staat zijn niet enkel te
onderhandelen met hun eigen regering over de eventuele condities
waarop zij zich zouden willen overgeven, maar die met hun houding
ook de Amerikaanse regering bruskeren. Nederland is voor de kartels
van logistiek belang, omdat zij hun handelswaar in belangrijke mate
per zeevracht en in containers Europa binnenvaren via Nederlandse
havens. Het is opvallend te constateren dat zij daarbij eigenlijk
niet goed kans hebben gezien hetzelfde spel te spelen als in
Zuid-Amerika door de overheid of althans een aantal van haar
dienaren te corrumperen. Het niveau waarop vertegenwoordigers van
de Colombiaanse kartels contact hebben gemaakt met de Nederlandse
drugshandelaren is evenmin indrukwekkend. Het kan ermee te maken
hebben dat de handelaren in soft drugs, waar Nederlanders immers
het sterkst in zijn, de risicovolle cocane liever mijden. De
Colombiaanse leden van de kartels zijn hier wel verantwoordelijk
voor kwalitatief nieuwe acties op de weg naar de georganiseerde
misdaad door moorden te laten uitvoeren volgens de stijl van
sicario’s en door de eerste succesvolle gecombineerde
ontsnappingsactie met hulp van het bewakend personeel te
organiseren. Ofschoon we het betrekkelijke succes van de
Colombiaanse organisaties niet op het conto kunnen schrijven van de
Colombiaanse gemeenschap hier te lande, is het toch wel
waarschijnlijk dat een groot deel van de weinige Colombianen op
enigerlei wijze bij deze drugshandel is betrokken. Hun criminele
activiteiten gaan voor een groot deel over de hoofden van de
Nederlandse bevolking heen doordat de wereld van de cocanehandel
uitzonderlijk internationaal is samengesteld.
lees meer
Bijlage VIII – VII.6. De huidige situatieJanuary 1, 1999
VII.6. De huidige situatie
De Nederlandse politie heeft naar verhouding veel werk gemaakt
van de Colombiaanse drugssmokkel omdat hier zulke forse partijen
mee gemoeid zijn. Er is vrij veel bekend over de Colombiaanse
organisaties die op Nederlandse bodem actief zijn. Er zijn binnen
deze groepen ook al moorden gepleegd op de manier van sicario’s
(onder andere in Amsterdam, zoals blijkt uit ons relaas over die
stad) en iets van hun geweldscultuur is overgewaaid naar ons land.
Een bekende manier om achter de herkomst van drugs te komen is om
de chemische samenstelling te onderzoeken en te bezien welke
partijen bij elkaar horen, en dan terug te redeneren naar
organisaties. Colombiaanse drugslords hebben het de politie
gemakkelijk gemaakt door hun eigen merk in de partijen te ponsen en
de drugs op karakteristieke wijze te verpakken. Op grond van die
logo’s, een analyse van de netwerken van betrekkingen die
ontstonden toen zij de namen en telefoonnummers die ze in
zakboekjes aantroffen op basis van CID-informatie en
getuigenverklaringen, was de CRI in staat om de puzzel te leggen
door vier bekende grote organisaties die in Europa actief zijn, ook
in Nederland te situeren. In 1990 was 78% van alle in Nederland in
beslaggenomen cocane direct door deze Colombiaanse organisaties
ingevoerd. De rest was voornamelijk Surinaams of Antilliaans. In
1991 was het aandeel van de Colombianen 25%, in 1992 60%, in 1993
35% en in 1994 78%. De handelscontacten worden in Nederland gelegd
door een stel van enkele tientallen vertegenwoordigers van de
kartels die in verschillende plaatsen in Nederland een kantoor
hebben gevestigd. Er is ook marihuana aangetroffen verstopt in
gedroogd fruit en in textiel. De aanvoerroute loopt direct vanuit
Zuid-Amerika of via een land in West-Afrika. De contacten met het
Nederlandse milieu lopen veelvuldig via Antillianen en daar zal hun
(bijna) gemeenschappelijke taal wel debet aan zijn. Voor Nederland
is de belangrijkste organisatie die van de firma A. In Colombia is
deze firma bekend als een van de allergrootste handelshuizen en op
het eerste gezicht werkt men hier niet clandestien. De vader en
zijn vele zonen A bezitten steenkoolmijnen, wijngaarden en grote
warenhuizen. De grote partij in IJmuiden was van deze organisatie
afkomstig en aan de volmaakt professionele wijze waarop de drugs
waren verpakt, was duidelijk dat dit door een hele grote
onderneming moest zijn gedaan omdat daar dure en gespecialiseerde
apparatuur voor nodig was geweest. Toen de naam van deze
gerespecteerde firma op deze onaangename wijze in het nieuws kwam,
heeft de grote baas voor de Colombiaanse media verklaard dat er
helaas sprake was van een zwart schaap in de familie die op z’n
eigen houtje van de firma misbruik had gemaakt. Onderzoek van de
Nederlandse FIOD naar de bestemming van de winsten van de
drugshandel in de vorm van cheques aan toonder leverde het
onverwachte resultaat op dat de directeur van het familiebedrijf
wel degelijk in eigen persoon de cheque had gendosseerd.
lees meer
Bijlage VIII – I.3. De theoretische legitimiteit van nader
onderzoekJanuary 1, 1999
I.3. De theoretische legitimiteit van nader onderzoek
In het voorgaande hebben we nog geen duidelijk onderscheid
aangebracht tussen enerzijds internationale criminele organisaties
van uitheemse herkomst die in Nederland neerstrijken en anderzijds
de mate van betrokkenheid van reeds gevestigde etnische groepen bij
de georganiseerde misdaad. Beginnen we met het eerste.
lees meer
Bijlage VIII – VII.5. Colombianen in Nederland en hun
criminaliteitJanuary 1, 1999
VII.5. Colombianen in Nederland en hun criminaliteit
Volgens opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek hadden
zich in 1994 2.049 personen legaal gevestigd op Nederlands
grondgebied met een Colombiaans nationaliteit en nog eens 6.864
Colombiaanse mensen beschikten daarnaast ook nog over de
Nederlandse nationaliteit. Hun aantal neemt gestaag toe: in 1991
waren dat nog slechts 1.610 mensen met enkel de Colombiaanse en
5.605 mensen met een dubbele nationaliteit. Wie dit precies zijn is
niet bekend. Colombianen behoren niet tot de doelgroepen van het
Nederlandse minderhedenbeleid en, net zoals bij andere
Latino-bevolkingen, is er geen onderzoek naar hen gedaan. En ding
is wel heel duidelijk: ongeveer twee derde bestaat uit vrouwen. Is
hier ook sprake, zoals in Engeland, van Colombiaanse hulpen in de
huishouding? Het is wel waarschijnlijk dat er zich enkele politieke
vluchtelingen onder bevinden die in de jaren zeventig zijn
gearriveerd, maar veel kunnen dit er niet zijn. Wel volstrekt
duidelijk is het grote aantal prostitues onder deze vrouwen. Zij
hebben niet zelden eerst gewerkt in het beroemde prostitutiekamp
Campo Allegre op Curaao en van daaruit hebben zij, net zoals
prostitues uit de Dominicaanse Republiek en ook uit de Nederlandse
Antillen zelf, de oversteek gemaakt. Dat zovele van hen een dubbele
nationaliteit bezitten, kan betekenen dat een aantal van hen met
Hollandse mannen (ex-klanten?) is gehuwd. Er bevinden zich ook
nogal wat zusters onder en dat duidt op kettingmigratie. De trek
van Colombiaanse prostitues naar Nederland is al meer dan 15 jaar
oud en gaat vooraf aan de import van drugs. Verder leeft in
Nederland een onbekend aantal illegale Colubianen. Wie met de
plaatselijke politie daarover praat, krijgt gemakkelijk de indruk
dat eigenlijk alle Colombianen in Nederland – en dat geldt zeker
het aantal illegale Colombianen wier aantal wij per definitie niet
kennen – wel op de een of andere manier zijn verbonden met de
handel in drugs. Maar het gezichtspunt van de politie is
noodzakelijkerwijs selectief en Colombianen buiten het criminele
circuit komen niet in hun vizier. De Argentijnse criminoloog Damian
Zaitch is met een etnografisch onderzoek naar deze gemeenschap
begonnen. Hij treft in Amsterdam en Rotterdam een rijk
verenigingsleven aan dat op zichzelf helemaal niet met de wereld
van de drugs hoeft te zijn verbonden. Er zijn politieke clubs,
culturele verenigingen, migranten-zelfhulporganisaties en
feministische groeperingen. Hij stuit eveneens op kerkelijke
organisaties die taalcursussen geven. Maar hij ontwaart ook een
uitgebreid horeca-circuit, een aantal (vecht-)sportscholen waar
Colombianen veel komen en dansgelegenheden waar de connectie met de
cocanehandel wel bestaat. Zaitch verwondert zich over de open en
ontspannen manier waarop onder Colombianen in Nederland met cocane
wordt omgegaan. Op grond van wat wij daar in het bijzonder in
Amsterdam over aantreffen en waarvan verslag is gedaan in het
Amsterdamse rapport in deze serie, lijkt de uitspraak te verdedigen
dat een aanmerkelijk deel van de kleine Colombiaanse gemeenschap op
de een of andere manier wel degelijk een rol speelt bij de import
en de distributie van drugs.
lees meer
Bijlage VIII – VII.4. De Colombiaanse cocanehandel in
EuropaJanuary 1, 1999
VII.4. De Colombiaanse cocanehandel in Europa
In het midden van de jaren tachtig breidden de kartels hun
afzetmarkt uit naar Europa. Twee grote bazen: Luis Ochoa en
Gilberto Rodriguez Orejuela woonden in die tijd in Spanje, omdat
zij uit Colombia waren uitgeweken nadat er een minister was
vermoord en de jacht op de hele narco-mafia was geopend. Zoals
steeds volgen de drugshandelaren de routes naar Europa die
historisch en cultureel voor de hand liggen. Het vliegverkeer
tussen Madrid en Zuid-Amerika is bovendien intensief. Zoals
Surinamers en Antillianen cocane naar Nederland smokkelen, zo
zochten de Zuidamerikanen hun bruggehoofd in Europa in Spanje. In
1985 werden beide heren door de Spaanse autoriteiten gearresteerd
en teruggestuurd naar Colombia, waar ze overigens al snel op vrije
voeten werden gesteld. De korte geschiedenis van de kartels zit al
vol mythologie. Uit wraak op de Spaanse overheid zouden ze toen
hebben besloten Europa met hun handelswaar te vergiftigen. Een meer
materialistische verklaring die neerkomt op het verlangen de markt
te vergroten op het moment dat de markt van Amerika was verzadigd,
klinkt aannemelijker. Er vormde zich een kleine kolonie van
landgenoten in Spanje. Onze Nederlandse Bettien M. kwam in Marbella
met Colombiaans jongemannen in contact die het expliciete doel
hadden om zich als drugshandelaar in Europa op te bouwen. Hun
eerste en voornaamste taak was het vinden van de juiste contacten
in Spanje. Wij hebben de indruk dat zij, na zich enigermate te
hebben geconsolideerd, niet in de eerste plaats naar Noord-Europa
zijn doorgetrokken, maar naar Itali. Dit land heeft met zijn mafia
de reputatie dat er contacten zijn en Colombianen en Italianen
schijnen elkaar in de omgang goed te liggen. Precies dezelfde
relatie tussen handelaren van deze twee nationaliteiten komen we
vanaf het einde van de jaren tachtig tegen in Nederland.
lees meer
Bijlage VIII – VII.3. De Colombiaanse cocanehandel in de
Verenigde StatenJanuary 1, 1999
VII.3. De Colombiaanse cocanehandel in de Verenigde
Staten
Zelden heeft een exportprodukt uit de Derde Wereld zo snel en zo
overtuigend een markt veroverd als de cocane dat heeft gedaan met
de Amerikaanse markt in de jaren zeventig en tachtig en nog nooit
is een relatief kleine groep ondernemers zo snel zo schandelijk
rijk geworden als de drugslords van Colombia. De Zuidamerikaanse
boom-industrie van de jaren twintig in rubber is er niets bij. De
drugs werden Amerika binnengebracht op alle mogelijke manieren.
Toeristen namen cocane mee terug. Individuele muilezels (
mulas) werden erop uitgezonden om op of in hun lichaam
kilo’s wit poeder mee te nemen. De echte grote overtocht begon in
de helft van de jaren zeventig met vliegtuigjes die vlogen over het
Carabische gebied en die gingen via de Westkust of de Oost langs
Florida. De honderden kilo’s tegelijk die ze meenamen, werden
aanvankelijk nog niet scherp door de kustwacht waargenomen. De
transporteurs waren Amerikaanse piloten, maar zij deden het samen
met immigranten uit Colombia die de weg in de sociale en politieke
verhoudingen van hun geboorteland goed kenden. Tussen alle grote en
minder grote migratiebewegingen in de wereld is die van de
Colombianen misschien aanvankelijk niet zo opgemerkt, maar zij
ontwikkelde zich al in de jaren dertig (Pearse, 1990). In die jaren
trokken Colombianen naar Venezuela, in de jaren vijftig van deze
eeuw gingen zij naar de Verenigde Staten en Europa. Het waren niet
alleen mannen, maar juist ook vrouwen die wegtrokken om als
huisbedienden elders in hun levensonderhoud te voorzien en hun
geluk te beproeven. In het jaar 1980 woonden en werkten niet minder
dan een miljoen Colombianen buiten hun land van herkomst en dat is
niet gering op een totale bevolking van ruim 30 miljoen. De
regering moedigde emigratie aan om via geldzendingen deviezen te
ontvangen en binnen de gezinnen hadden mensen die het was gelukt
elders aan de slag te komen, flink in aanzien gewonnen. Juist de
agrarische gebieden die later zouden overgaan op de drugseconomie,
zoals de Valle del Cauca waarin Cali ligt, ondergingen een snel
proces van modernisering dat mensen afstootte en deed emigreren.
Colombianen vestigden zich in de grote steden van Amerika, aan de
Westkust en de Oostkust. In de grote stroom van Hispanics , tussen
al de havelozen uit Puerto Rico, de Dominicaanse Republiek,
Guatemala en Honduras vielen zij als aparte groep nauwelijks op. Er
is geen twijfel mogelijk of het begon met de Amerikanen die het
transport in drugs organiseerden, maar de emigranten speelden in
toenemende mate een rol. Veel van de grote Colombiaanse
drugshandelaars zijn in de Verenigde Staten begonnen of hebben daar
in ieder geval een tijd als emigrant doorgebracht. Ze hebben zoveel
cocane naar dat land getransporteerd dat de groothandelsprijs
kelderde van 50 60 duizend dollars de kilo tot 16 20.000 dollars in
de jaren tachtig en de verzadiging van de markt blijkt verder uit
het feit dat de prijs vanaf dat ogenblik min of meer constant is
gebleven. Voor Amerikaanse regeringen was het reden om de oorlog
aan de drugs te verklaren. President Bush stelde zich in 1990 ten
doel de import binnen twee jaar met 10% te reduceren en na tien
jaar zou niet meer mogen binnenkomen dan de helft van wat nu in
Amerika arriveert. In
een genformeerd artikel in The Economist dat is vertaald in
het Nederlandse weekblad Intermediair van 7 april 1995,
staat dat de Amerikaanse regering daar tot nu toe 50 miljard dollar
aan heeft gespendeerd. Veel opgeleverd heeft deze inspanning niet
en in tal van wetenschappelijke publikaties (McCoy en Block, 1992)
en artikelen in de pers is deze oorlog al snel verklaard tot
hopeloos en verloren. De Amerikaanse controle-instanties hebben de
strijd enorm opgevoerd, maar in de wapenwedloop die is ontstaan en
waarin zelfs doorzichtige onderzeeboten en straalvliegtuigen zijn
ingezet door de smokkelaars, hebben de Amerikanen het geenszins
kunnen winnen. Er zijn belangrijke successen geboekt door de DEA
(vergelijk McKlintick, 1993) in de operatie Zwaardvis en in 1992 in
de operatie Green Ice waarbij niet minder dan 200 mensen
over de gehele wereld werden aangehouden en 40 miljoen dollars cash
in beslag werden genomen (Bovenkerk (b), 1995) maar op het in de
Verenigde Staten aanwezig volume en de prijs van de cocane hebben
deze acties geen enkele invloed gehad.
lees meer
Bijlage VIII – VII.2. De razendsnelle opkomst van de
Colombiaanse kartelsJanuary 1, 1999
VII.2. De razendsnelle opkomst van de Colombiaanse
kartels
De opkomst van de drugskartels volgt logisch op de groei van de
vraag naar dit verdovende middel. In de jaren zestig en zeventig
was het witte poeder het genotmiddel van de avant-garde en
culturele elite en in tegenstelling tot de onbeschaafde herone was
het de champagne onder de drugs. In de tweede helft van de jaren
zeventig zonk dit cultuurgoed naar lagere welstandsklassen en in de
Verenigde Staten werd het tegenwoordig niet enkel meer gesnoven,
maar ook gerookt (free-basen) en gebruikt in de vorm van crack.
Crack is de rookbare variant van cocane HCL. In de Verenigde Staten
wordt het zuur vermengd met bakpoeder, in Nederland met ammonia.
Crack is in Nederland moeilijk te vinden (nochtans bleken bij
cocanemonsters in 1994 in Rotterdam wel degelijk crack of freebase
voor te komen, NRC/Handelsblad, 12.11.1994), de zwarte getto’s van
de Verenigde Staten zijn er verschrikkelijk door getroffen.
Coca-bladeren werden in Zuid-Amerika door plaatselijke bevolkingen
wel gebruikt om op te kauwen en daardoor het werk langer vol te
houden. De mijnwerkers in Peru konden het werk niet aan zonder hun
coca-pruim en zij werden voor een gedeelte van hun loon ook in coca
uitbetaald. Het verhaal van de wereldwijde opkomst van coke is
veelvuldig beschreven: de vraag steeg reusachtig en het moderne
transport maakte het mogelijk aan een toenemende vraag te voldoen.
Alvorens poeder of de cocanebase uit te kunnen voeren moeten de
bladeren in keukens of laboratoria worden gekookt (met behulp van
onder andere petroleum) en de zo gewonnen pasta wordt vervolgens
geraffineerd (met behulp van onder andere ether en aceton) en tot
poeder gemaakt (dat is het zuur cocanehydrochloride). Die laatste
bewerking kan ook elders plaatsvinden, want de pasta is voldoende
geconcentreerd om in kleine exporthoeveelheden toch nog veel op te
brengen. Vandaar de suggestie dat in het doorvoerland Suriname zelf
cocane zou worden geraffineerd. Overigens is ook in Europa en in
Nederland al cocanebase aangetroffen. Colombia is voor de genoemde
chemische hulpvloeistoffen afhankelijk van het Westen en sinds de
export daarvan is verboden, zit men soms zonder.
lees meer
Bijlage VIII – VII.1. InleidingJanuary 1, 1999
VII. DE ROL VAN DE COLOMBIAANSE KARTELS IN
NEDERLAND
VII.1. Inleiding: einde van het Cali-kartel?
In de zomer van 1995 werden kort na elkaar de twee onbetwiste
leiders van het zogenaamde Cali-kartel gearresteerd: de broeders
Gilberto en Miguel Rodriguez Orejuela en in hun kielzog nog vier of
vijf personen in de top. Op 2 december 1993 was de absolute voorman
van het kartel van Medelln, Pablo Escobar, op de vlucht uit zijn
huis doodgeschoten door een combinatie van Amerikaanse en
Colombiaanse militairen en politiemensen die een speciale
opsporingsgroep (Bloque de busqueda) hadden gevormd. Andere
topfiguren van het Medelln-kartel (de broers Ochoa, Calos Lehder en
anderen) waren al eerder gearresteerd. Met de arrestatie in Rome
van de topman van het Pereira-kartel in 1992, Tony Duran, was het
snelst groeiende nieuwe kartel in zijn opkomst gesmoord. De
politie-strategie van de jarenlang volgehouden speuracties heeft
gewerkt, de grootste kartels zijn onthoofd en ontdaan van hun
grootste organisatorische talenten. Het graf van Don Pablo
(Escobar) wordt dagelijks door tientallen mensen bezocht en in dat
opzicht leeft deze voorbeeldfiguur voor de armen nog steeds, maar
overigens symboliseert dit dat zijn concrete organisatie echt
voorbij is. Is daarmee een einde gekomen aan de wereldomspannende
handel in cocane en de herone die in toenemende mate ook uit
Colombia komt? Waarschijnlijker is dat zich een verplaatsingseffect
zal voordoen. De oude Colombiaanse organisaties van Bogot, Medelln,
Cali en Pereira zullen zich hergroeperen en nieuwe talenten komen
op. Binnen Colombia zal het zwaartepunt worden verlegd naar nieuwe
hoofdsteden van de cocane waar de autoriteiten nu nog weinig zicht
op hebben. Er zijn kartels gesignaleerd in de regio’s van de
noordelijke kustvlakte en in de bergen. Voorts is het
waarschijnlijk dat andere landen in betekenis toenemen. Nu al waren
de Colombiaanse kartels druk doende hun activiteiten te spreiden
over meer Zuidamerikaanse landen teneinde de risico’s te verkleinen
en hun invloedssfeer te vergroten. Thans lijkt Mexico een goede
kandidaat om de leidende rol van Colombia over te nemen. Ook hier
bestaan machtige kartels en Mexico heeft boven andere landen het
voordeel van een tweeduizend kilometer lange grens met de Verenigde
Staten, die belangrijke consument, die zich niet laat bewaken. Het
zou van naveteit getuigen te veronderstellen dat de
onthoofdingsstrategie werkelijk effect heeft op de omvang van de
internationale handel in drugs. De arrestatie van kopstukken heeft
een morele boodschap voor zover het alles wat met drugs te maken
heeft in een kwaad daglicht stelt. De wandaden en de door en door
slechte karakters van de druglords worden in de media en in de
fictie daarom heen (vergelijk de nieuwe filmtrend waarin de eenzame
Amerikaanse held het opneemt tegen de almachtige
kartelorganisaties) breed uitgemeten en het publiek leert dat de
opsporingsinstanties wel degelijk in staat zijn om ze ook op het
hoogste niveau nog schurken te pakken. Maar deze ingrepen zullen
weinig anders doen dan de topografie van het landschap veranderen,
de economische geografie blijft bestaan. De Verenigde Staten vormen
een markt van vele miljoenen consumenten, Canada en Australi zijn
daar bijgekomen en de markt in Europa is potentieel nog groter dan
eerste drie bij elkaar. In Colombia en ook andere Zuidamerikaanse
landen zijn alles samengenomen naar schatting van het Amerikaanse
Ministerie van Justitie tussen de 800.000 en anderhalf miljoen
mensen van de produktie van drugs voor hun levensonderhoud
afhankelijk en deze economie heeft een hele nieuwe welvarende
klasse van mensen naar voren gebracht. De bronlanden vormen hele of
halve narco-staten waarin (individuele personen in) politiek en
bestuur belang hebben bij de continuering van deze economie. Op dit
ogenblik is Colombia ongetwijfeld het belangrijkste
cocane-exporterende land en de handelaren zijn uitgezwermd over
alle landen waar koopkrachtige vraag bestaat naar het produkt. Dat
neemt niet weg dat ook Brazilianen, Peruanen, Chilenen, Bolivianen
en Venezolanen in deze sector worden aangetroffen. Op dit moment in
de geschiedenis nemen Colombianen echter nog steeds veruit de meest
vooraanstaande posities in. Dat geldt ook voor Nederland en daarom
besteden we in dit hoofdstuk speciaal aandacht aan deze groep.
lees meer
Bijlage VIII – VI.5. ConclusieJanuary 1, 1999
VI.5. Conclusie
Het staat dus buiten kijf dat de Italiaanse mafia, en in het
bijzonder de camorra, op Nederlands grondgebied opereert, en dat
haar optreden hier als het ware de harde kern vormt van veel
ruimere criminele betrekkingen tussen Nederland en Itali. Met deze
constatering is helemaal niet gezegd dat er in Nederland ook
Italiaanse toestanden zouden heersen. Want, ook voorzover het om de
mafia-groepen gaat, is het zo dat zij Nederland vr alles nog
beschouwen als een marktplaats waar tegen betrekkelijk geringe
kosten illegale goederen, en speciaal dan drugs, kunnen worden
ingekocht. In de mate dat zij zich in Nederland zelf organiseren –
horecabedrijven opkopen, makelaars uitsturen – gaat het dan ook
grotendeels om het treffen van logistieke voorzieningen die een
adequate uitgangspositie op die markt garanderen.
lees meer
Bijlage VIII – VI.4. De Italiaanse mafiaJanuary 1, 1999
VI.4. De Italiaanse mafia: ook in Nederland een
probleem?
De gevestigde Italiaanse gemeenschap in Nederland is
publiekelijk nimmer uitdrukkelijk in verband gebracht met
Italiaanse georganiseerde misdaad, laat staan met de Italiaanse
mafia. Als er van deze misdaad, deze mafia, al een binnenlands
probleem werd gemaakt, dan hield dit rechtstreeks verband met
concrete, tijdelijke acties van Italiaanse misdadigers die hier van
buiten Nederland optraden. Het bekendste voorbeeld hiervan is de
kidnapping van mevrouw Van der Valk in 1982. Een voorbeeld dat pas
later meer de aandacht heeft
getrokken, betreft de poging van de Italiaans-Amerikaanse mafia om
zich meester te maken van het gokwezen in Amsterdam (Middelburg,
1988). En ook nog andere, onbekende, voorbeelden suggereren dat in
elk geval tot voor kort het optreden van de Italiaanse mafia op
Nederlandse bodem niets van doen had met de Italiaanse gemeenschap
in ons land. In het levensverhaal dat een van de bekendste
pentiti uit de kring van de cosa nostra, Antonino Calderone,
onlangs opbiechtte aan Pino Arlacchi, vertelt hij dat de leider van
een groepje camorristi in de jaren zeventig geregeld rechtstreeks
naar Rotterdam kwam om hier grote partijen sigaretten te kopen voor
de zwarte markt in Zuid-Itali (Arlacchi, 1993: 123).
lees meer
Bijlage VIII – VI.3. De Italiaanse gemeenschap in
NederlandJanuary 1, 1999
VI.3. De Italiaanse gemeenschap in Nederland
Ofschoon zowel in Duitse als in Franse rapporten sporadisch
wordt gewezen op activiteiten van de Italiaanse mafia in Nederland,
is haar (eventuele) optreden hier zeker geen thema in de
internationale literatuur. Of dit terecht is of niet, zal in de
volgende paragraaf uit de doeken worden gedaan. Tot goed begrip van
de bevindingen waartoe ons eigen onderzoek in deze heeft geleid, is
het van belang eerst iets te zeggen over de geschiedenis, de
samenstelling en de bedrijvigheid van de Italiaanse gemeenschap in
Nederland. Want, zoals eerder werd aangegeven, de aanwezigheid van
zulk een gemeenschap vormt gewoonlijk een strategische voorwaarde
voor de ontplooiing van mafia-activiteiten.
lees meer
Bijlage VIII – VI.2. De uitwaaiering van de Italiaanse mafia
over EuropaJanuary 1, 1999
VI.2. De uitwaaiering van de Italiaanse mafia over
Europa
Maar de Italiaanse mafia is niet binnen de grenzen van Itali
gebleven. Heden ten dage opereren in elk geval de cosa nostra, de
‘ndrangheta en de camorra wereldwijd. Deze internationalisering, om
niet te zeggen:
globalisering, van de Italiaanse mafia kan niet in haar geheel met
een paar woorden worden verklaard. Vrij algemeen wordt aangenomen
dat dit proces als het ware op gang is gebracht door de massale
emigratie van Italianen uit het Zuiden van hun land naar
Noord-Amerika, Australi en, ook niet onbelangrijk, West-Europa. Hun
emigratie bracht niet alleen met zich mee dat zich in een aantal
Italiaanse gemeenschappen in het buitenland al vlug dezelfde
mafiose praktijken ontwikkelden als in het vaderland, althans in
Sicili en Calabri, maar impliceerde ook dat de mafia-families die
in Itali zo goed en zo kwaad als het ging, trachtten te overleven,
in die buitenlandse gemeenschappen als vanzelf de nodige
natuurlijke bondgenoten vonden voor internationale criminele
activiteiten. En hiermee wordt geraakt aan de tweede factor die de
internationalisering van de Italiaanse mafia zo heeft bevorderd: de
illegale handel in de verboden verdovende middelen en dus, op de
achtergrond, de strafbaarstelling van het gebruik van deze middelen
(Rey en Savona, 1993). Hoe dit proces in zijn werk is gegaan, werd
met name onderzocht in de Verenigde Staten. Waarom dit onderzoek
juist hier, en niet in Australi, Canada of West-Europa, plaatsvond,
behoeft geen ingewikkelde verklaring. Precies in dit land heeft de
mafia zich vanaf het einde van de 19e eeuw in hoog tempo ontwikkeld
tot een cosa nostra die in macht en rijkdom niet onderdoet voor
haar Siciliaanse tegenhanger (Nelli, 1976; Rimanelli, 1992).
Aanvankelijk, op het einde van de vorige eeuw, manifesteerde de
Italiaans-Amerikaanse mafia zich vooral in de vorm van criminele
bendes immigranten, waaronder gewezen leden van de Siciliaanse
mafia en de Napolitaanse camorra, die zich binnen de Italiaanse
gemeenschappen zelf, vooral die in New Orleans en New York,
schuldig maakten aan allerhande criminaliteit, maar zeker ook aan
afpersing. In de kring van de tweede generatie-immigranten uit
Itali deed zich in het begin van deze eeuw evenwel een nieuwe
ontwikkeling voor. Ondernemende figuren in hun midden probeerden
zich toen meester te maken van de klassieke zwarte markten in de
grote steden: illegaal gokken, prostitutie en verdovende middelen.
En niet zonder succes. Dit bleek zonneklaar op het moment dat de
Drooglegging werd afgekondigd in 1920: samen met vooral Joodse en
Ierse groepen werkten zij zich al snel op tot grootmeesters in de
illegale produktie en distributie van alcohol. Na de Drooglegging
(1920-1932) investeerden zij grote delen van hun fortuin niet
alleen in het (il)legale gokwezen en de prostitutie, maar ook in
legale sectoren van de economie, zoals de bouw- en
textielnijverheid. In de jaren vijftig en zestig tenslotte begaven
de Italiaans-Amerikaanse mafia-families zich volop in de illegale
drugshandel. De zogenaamde Pizza Connection liet onverbloemd zien
hoe eendrachtig zij hierbij samenwerkten met de Siciliaanse cosa
nostra (Alexander, 1988; Jacobs, 1994; Jamieson, 1992).
lees meer
Bijlage VIII – VI.1. De mafia in ItaliJanuary 1, 1999
VI.1. De mafia in Itali: een eigentijds beeld van de
situatie
Het tegenwoordige probleem van de georganiseerde misdaad in
Itali is ongetwijfeld nauw verbonden met de transformatie die de
mafia in Sicili na de Tweede Wereldoorlog heeft ondergaan. De
andere mafia’s staan immers niet alleen in organisatorisch opzicht
sterk onder invloed van de Siciliaanse mafia, maar zij werken ook
op steeds grotere schaal met deze mafia samen. Hierom wordt eerst
deze metamorfose besproken. Vervolgens zal aan de hand van een
recent rapport van het ministerie van Binnenlandse Zaken in Rome de
hedendaagse fenomenologie van de georganiseerde misdaad in Itali in
het algemeen worden uiteengezet.
lees meer
Bijlage VIII – I.2. De maatschappelijke legitimiteit van
nader onderzoekJanuary 1, 1999
I.2. De maatschappelijke legitimiteit van nader
onderzoek
Onderzoek naar georganiseerde criminaliteit door buitenlandse en
allochtone groepen is een gevoelige aangelegenheid. Het kan, als er
niet zorgvuldig mee wordt omgegaan, gemakkelijk voedsel geven aan
racistische vooroordelen en politieke organisaties die
vreemdelingenhaat kapitaliseren in de kaart spelen. Dat dit geen
loze bewering is, werd hiervoor al aangegeven. In de Verenigde
Staten, vanwaar veel criminologische inzichten afkomstig zijn, is
de georganiseerde misdaad en in het bijzonder de
Italiaans-Amerikaanse mafia, bij herhaling verheven tot soortbegrip
en voorgesteld als een geheime samenzwering die elders wordt
opgezet en waarvan de deelnemers de in zichzelf gezonde politiek,
economie en samenleving van Amerika hebben overrompeld en
gecorrumpeerd. De angst voor deze sinistere buitenlandse octopus
komt in de Amerikaanse politiek op gezette tijden naar boven om in
een wervelend samenspel van de media, de politiek, het Openbaar
Ministerie, de politie, comits van bezorgde burgers, populaire
wetenschap, en ook film en bellettrie, te worden afgeschilderd als
onzegbaar machtig. Dit draagt het gevaar van de Amerikaanse
moral panic in zich (Chambliss, 1995). Het werk van veel
vakcriminologen is tot op zekere hoogte een voor de hand liggende
reactie op deze angstige voorstelling van zaken. Zij hebben
veelvuldig getracht deze these van de alien conspiracy te
weerleggen. Wat op zijn beurt weer aanleiding kan zijn om het
probleem ten onrechte te bagatelliseren en dan zijn we nog verder
van huis want het verschijnsel verdwijnt niet vanzelf. In een
recent rapport van de Verenigde Naties (United Nations, 1994) wordt
de internationalisering van de activiteiten die de hiervoor
genoemde buitenlandse groepen ontplooien, vooral toegeschreven aan
de algehele globalisering van het maatschappelijk leven, en verder
– gespecificeerd voor individuele landen – in verband gebracht met
enerzijds de mogelijkheden om ergens op een illegale manier snel
groot geld te verdienen en anderzijds de mate van risico om op een
doeltreffende manier door de overheden aldaar te worden bestreden.
Met andere woorden, in dit rapport wordt uitgegaan van de
grondgedachte dat daar waar hoge winsten zijn te behalen en de
overheid – om wat voor reden dan ook: onvoldoende organisatie,
corruptie en intimidatie, acceptatie van bepaalde ontwikkelingen –
zwak is of berust in de gang van zaken, de bekende transnationale
groepen zullen neerstrijken. Over de rol die (ook) binnenlandse
allochtone criminele groepen en de gemeenschappen waarvan zij deel
uitmaken, in zo’n een proces kunnen spelen, wordt met geen woord
gerept. Waarom aan hun belangrijke rol wordt voorbijgegaan, wordt
niet verantwoord. Maar vreemd is het wel, want het is onderhand
bijvoorbeeld een feit van algemene bekendheid dat de snelle
penetratie van Italiaanse mafia-groepen in Duitsland alles te maken
heeft met de aanwezigheid van grote Italiaanse gemeenschappen in
veel Duitse steden. Mafiosi kunnen gemakkelijk onderduiken in deze
gemeenschappen en zich zo onttrekken aan de greep van de Justitie
in hun eigen of een ander land. Het is voor bepaalde mafiosi en hun
handlangers veiliger om vanuit deze gemeenschappen crimineel actief
te zijn in Itali dan vanuit de plaatselijke gemeenschappen in dit
land zelf. En het is vanzelfsprekend ook niet zo moeilijk voor hen
om eerst en vooral in zo’n grote Italiaanse gemeenschap als die in
Duitsland medestanders te recruteren. Hoe dan ook, dit merkwaardige
stilzwijgen in het desbetreffende rapport maakt iets van het
ongemak zichtbaar waarmee over de betrokkenheid van allochtonen,
etnische minderheden of immigranten in het algemeen, bij de
georganiseerde criminaliteit wordt gesproken.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>