Bijlage X – 4.2. Diversiteit van de dadergroepenJanuary 1, 1999
4.2. Diversiteit van de dadergroepen
Zoals in hoofdstuk 2 al is aangestipt, roepen fraudezaken zowel
associaties op met het begrip organisatiecriminaliteit als met het
hoofdthema van het onderhavige onderzoek: georganiseerde
criminaliteit. Organisatiecriminaliteit – beter bekend onder de
Engelse term corporate crime – duidt op misdrijven die individueel
of groepsgewijs door leden van een gerespecteerde en bonafide
organisatie worden gepleegd binnen het kader van de uitoefening van
organisatorische taken (Van de Bunt, 1992). Deze ondernemers
richten zich primair op voortzetting van hun bedrijf, maar om dit
doel te bereiken overschrijden zij de grens van het strafbare.
lees meer
Bijlage X – 4.1. InleidingJanuary 1, 1999
4. CRIMINELE ORGANISATIES OP FRAUDEGEBIED
4.1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt op basis van het beschikbare empirische
materiaal en de geraadpleegde literatuur een beeld geschetst van de
criminele groepen, die op het terrein van de georganiseerde fraude
zijn aangetroffen. Daartoe zal in paragraaf 4.2 allereerst de
diversiteit van de bestudeerde dadergroepen uit de doeken worden
gedaan. In paragraaf 4.3 zal de aandacht worden gevestigd op de
achtergrond van de individuele verdachten. Behalve op kenmerken als
geslacht, etnische afkomst en leeftijd zal het accent in deze
paragraaf gelegd worden op het verloop en de duur van de criminele
carrire. Tevens zal worden ingegaan op de vraag in hoeverre
fraudeurs marktgebonden opereren. Paragraaf 4.4 ten slotte staat in
het teken van de aard van de onderlinge samenwerking, de
gezagsstructuur binnen de verschillende groepen en de contacten die
worden onderhouden met andere criminele organisaties.
lees meer
Bijlage X – VoorwoordJanuary 1, 1999
Henk van de Bunt (VU/WODC)
Hans Nelen (WODC)
Voorwoord
Tal van personen zijn van onschatbare betekenis geweest bij de
gegevensverzameling ten behoeve van deze studie. Wij zijn veel dank
verschuldigd aan de personen en diensten die in bijlage 1 staan
vermeld. Onze speciale dank gaat uit naar Frank Erkens van de
afdeling forensische accountancy van de CRI die vele waardevolle
suggesties voor het derde deel van het rapport heeft gedaan.
lees meer
Bijlage X – 2.4. Aantrekkelijk en kwetsbaar voor criminele
groepenJanuary 1, 1999
2.4. Aantrekkelijk en kwetsbaar voor criminele groepen
De in paragraaf 2.5 te presenteren voorvallen van verwijtbare
betrokkenheid maken duidelijk welke diensten advocaten voor
criminele organisaties kunnen leveren. Advocaten zijn – kort gezegd
– aantrekkelijk, omdat zij relevante know how te bieden hebben en
relevante informatie kunnen leveren. Als een rode draad door alle
voorvallen heen loopt nog een ander element: de advocaat is een
belangrijk scherm. Hij kan dankzij zijn verschoningsrecht en
uitstraling van respectabiliteit niet alleen bepaalde activiteiten
afschermen, maar door zijn aanwezigheid kan hij bepaalde zaken ook
een legitiem aanzien geven. Wanneer een advocaat een clint
introduceert bij een bank, gaat daar voor de bank een bepaald
vertrouwen van uit. Het beroep van advocaat is maatschappelijk een
gerespecteerd beroep en dat maakt het beroep aantrekkelijk voor
misbruik voor criminele doeleinden.
lees meer
Bijlage X – 2.3. De tuchtrechtspraakJanuary 1, 1999
2.3. De tuchtrechtspraak
2.3.1. Inleiding
In haar boek over het advocatentuchtrecht merkt Boekman op dat
de opinirende functie een belangrijke waarde van het tuchtrecht is.
Het tuchtrecht zou de discussie omtrent de wezenlijke vragen binnen
de beroepsgroep levend houden. Dit zou een gunstige invloed hebben
op de goedwillende advocaten. Voor echte schurken, als die er zijn,
helpt het niets en ook niet voor degenen die uit laksheid de
kantjes er van af lopen. Als wij mogen aannemen dat de goedwillende
advocaten het merendeel van de Nederlandse orde uitmaken, ligt daar
het nut van de formele tuchtrechtspraak (Boekman 1993, p. 136).
lees meer
Bijlage X – 2.2. De karakteristiek van het beroepJanuary 1, 1999
2.2. De karakteristiek van het beroep
2.2.1. Het evenwicht tussen onafhankelijkheid en
partijdigheid
Goede beroepsuitoefening is gebaat bij onafhankelijkheid.
Onafhankelijke beroepsuitoefening betekent dat de beroepsbeoefenaar
zich baseert op de eigen professionele, vaktechnische
oordeelsvorming en professionele verantwoordelijkheid, zonder
daarbij benvloed te worden door zijn omgeving (vgl. Emanuels, 1995,
pp. 38-40). Onder de omgeving kunnen in het geval van de advocaat,
de clint en de overheid worden begrepen.
lees meer
Bijlage X – 2.1. KerngegevensJanuary 1, 1999
2. DE ADVOCATUUR
2.1. Kerngegevens
2.1.1. Vertrouwensman
De advocaat is een rechtshulpverlener, die zijn clinten met raad
en daad terzijde staat. Iedere burger dient, wanneer hij rechtshulp
nodig heeft, een onbelemmerde toegang tot een advocaat te hebben.
De hulpzoeker moet er zeker van kunnen zijn dat de geheimhouding
van de informatie die aan de hulpverlener wordt verstrekt,
gewaarborgd is. De relatie tussen de advocaat en zijn clint is een
vertrouwensrelatie, die door de geheimhoudingsplicht en het
verschoningsrecht ten opzichte van derden (onder wie de rechter)
wordt afgeschermd. Het beroep van advocaat is wettelijk beschermd.
De advocaat is bovendien als enige gerechtigd rechtsbijstand te
verlenen (procesmonopolie). Noot
lees meer
Bijlage X – 1.4. Opbouw van het verslagJanuary 1, 1999
1.4. Opbouw van het verslag
In dit rapport zullen achtereenvolgens de advocaat, de notaris
en de accountant worden beschreven. Hierbij zal steeds dezelfde
opzet worden gehanteerd. Begonnen wordt met het presenteren van de
kerngegevens over de beroepsuitoefening, gevolgd door een
karakterisering van het beroep. Vervolgens zal de aandacht worden
gelegd op wat er fout kan gaan. Wat zijn, anders gezegd, de
kwetsbare punten en hoe werkt het tuchtrecht als
controlemechanisme? Voorts wordt een aantal verschijningsvormen van
betrokkenheid bij criminele organisaties beschreven.
lees meer
Bijlage X – 1.3. WerkwijzeJanuary 1, 1999
1.3. Werkwijze
Wij hebben ter beantwoording van de beide onderzoeksvragen de
volgende bronnen gebruikt. In de eerste plaats zijn interviews
gehouden met enkele vertegenwoordigers van de beroepsgroepen en
genformeerde buitenstaanders (bijlage 1). In de tweede plaats zijn
tal van schriftelijke bronnen geraadpleegd: de tuchtrechtspraak
(1990-1995), zaken die via de landelijke inventarisatie van de CRI
1995 werden opgespoord of die tijdens onze deelstudies naar voren
kwamen, het bestand van Finpol (1992-1995) en het gegevensbestand
van de LCID. Het bestand van Finpol bevat de meldingen van
financile instellingen die na de screening door het Meldpunt
ongebruikelijke transacties (MOT) als verdachte transacties
naar Finpol worden doorgeleid. Voor de invoering van de wet MOT in
februari 1994 berustten de meldingen op onderlinge afspraken tussen
banken en het ministerie van Justitie. Het LCID-bestand, dat
doormeldingen bevat van de regionale CID’s, is door ons bevraagd op
de trefwoorden advocaat en notaris. In de derde plaats zijn vele
gesprekken gevoerd met leden van de recherche, de RCID, de afdeling
Finpol en het OM. Deze gesprekken dienden zowel als zelfstandige
bron van informatie als om informatie uit de schriftelijke bronnen
te checken en aan te vullen. Voorts zijn wetenschappelijke
literatuur, brochures en jaarverslagen van de diverse
beroepsgroepen bestudeerd.
lees meer
Bijlage X – LITERATUURJanuary 1, 1999
LITERATUUR
Berends, M.,
NL Law. De dagelijkse gang van zaken,
Justitile Verkenningen, jrg. 18, nr. 6, 1992, pp. 64-75
Boekman, S.,
Het huidige advocatentuchtrecht,
Zwolle, Tjeenk Willink, 1993
Bruinsma, F., N. J. H. Huls,
De top-7 in de commercile advocatuur,
NJB 1990, pp, 851-859
Bijzondere Gedragscode NOB,
1995
Dijk, K. E. J.,
De notaris en de frauduleuze vennootschap,
SEC 1994, pp. 28-32
Domburg, P. J. M. van,
Over de grenzen van het verschoningsrecht,
Den Haag, VUGA 1994
Dubbeld, C. en F. A. van Schaik,
Accountants kiezen voor zelfregulering bij
fraudemelding,
NJB, afl. 42, 25 november 1994, pp. 1445-1449
Emanuels, J. A.,
Overwegingen van accountants bij beslissingen in
conflictsituaties, Den Haag, SDU, 1995
Gortemaker, J. C. A.,
Fraude in de Jaarrekening,
Dossier, 1992, nr. 9, pp. 162-165
Groot-Van Leeuwen de, L. E.,
De advocaat tussen clint en samenleving,
Justitile Verkenningen 1995, 4, pp. 107-118
Handleiding voor accountants bij de Verordening op de
Fraudemelding,
NIVRA,
1994 Hassel, W. G.,
Wat de advocaat betaamt,
Advocatenblad, 7 oktober 1992, pp. 509-513
Hogenboom, A. B., V. Mul, A. Wielinga,
Financile integriteit. Normafwijkend gedrag en (zelf)regulering
binnen het financile stelsel, Gouda Quint, Arnhem, 1995
Jacobs, F.,
Rechterlijke terughoudendheid bij een eerloze advocaat,
Trema 1995, no 4, pp. 118-120
Kwartaalbericht Rechtsbescherming en Veiligheid,
CBS, Den Haag, 1994/2
Klijn, A, J. G. C. Kester en F. W. M. Huls,
Advocatuur in Nederland 1952-1992,
Justitile verkenningen, jrg 18, nr 6, 1992, pp. 10-44
KPMG,
Kosten en opbrengsten van het notariaat,
Amstelveen 1994
Maurik, M. J. A. van,
De essentialia van het notarisambt,
NJB 19 mei 1995, pp. 731-737
Metselaar, F. J.,
De Federatie-belastingadviseur en criminaliteit,
NJB, afl. 42, 25 november 1994, pp. 1454-1456
Meurs, R. van,
De accountant wordt steeds kreukbaarder,
Vrij Nederland, 16 oktober 1993, pp. 42-47
Minkjan, E. E.,
Veertig jaar Nederlandse orde; vijftien dekens en hun
redes,
Justitile verkenningen, jrg 18, nr 6, 1992, pp. 45-63
Moleveld, W. P.,
Fraudemelding door accountants. Een overzicht van gebeurtenissen
vanaf 1987 tot heden, De Accountant, nr. 8, april 1992, pp.
459-462
Muis, J. W.,
Fraude en Accountant,
Dossier, 1992, nr. 7, pp. 135-142 NIVRA-Jaarverslagen, 1990/1991,
1991/1992, 1992/1993, 1993/1994
NIVRA,
Verordening Gedrags- en Beroepsregels
Registeraccountants,
1994
NOvAA,
Verslag van de Werkzaamheden,
1994
Quant, L. H. A. J. M.,
Advocaat en ethiek. Een inleidende beschouwing,
Advocatenblad, 6 januari 1995a, pp. 17-20.
Quant, L. H. A. J. M.,
Advocaat en criminaliteit,
Trema, nr. 6, 1995b, pp. 183-186
Regoort, C. J., A. Schilder, E. Boom,
lees meer
Bijlage X – 5. SLOTBESCHOUWINGJanuary 1, 1999
5. SLOTBESCHOUWING
Advocaten, notarissen en accountants hebben de beschikking over
specifieke deskundigheid op juridisch, financieel en fiscaal
terrein. In dit opzicht zijn zij aantrekkelijk voor criminele
organisaties. Daarnaast kunnen zij dienen als een belangrijke en
betrouwbare faade, waarachter criminelen zich kunnen afschermen. In
bepaalde gevallen kunnen criminelen zelfs niet om deze
dienstverleners heen. Advocaten hebben het wettelijk monopolie van
procesvertegenwoordiging, bij het passeren en opmaken van
authentieke akten schrijft de wetgever de tussenkomst van een
notaris dwingend voor, en accountants hebben het alleenrecht om
goedkeurende verklaringen af te geven bij jaarrekeningen. In dit
rapport wordt de aandacht gevestigd op de verwijtbare betrokkenheid
van deze vrije-beroepsbeoefenaars bij hun dienstverlening aan
criminele organisaties. Deze verwijtbare betrokkenheid kan eruit
bestaan dat de beroepsbeoefenaar welbewust en opzettelijk meewerkt
aan strafbare handelingen. Daarnaast onderscheid ik verwijtbare
betrokkenheid in ruimere zin. Hiervan is sprake als de
beroepsbeoefenaar niet voldoende zorgvuldigheid in acht neemt ter
voorkoming van misbruik van zijn ambtsuitoefening voor criminele
doeleinden. Er is dan weliswaar niet sprake van het welbewust
meewerken aan strafbare handelingen, maar wel kan hem worden
verweten dat hij had moeten of kunnen weten dat van zijn diensten
misbruik werd gemaakt voor criminele doeleinden.
lees meer