• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grondrechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.7. Houding ten opzichte van autoriteiten

    3.7. Houding ten opzichte van autoriteiten

    De geslotenheid van de branche houdt ook in dat de gemiddelde
    horeca-ondernemer weinig op heeft met autoriteiten zoals politie en
    de gemeentelijke, de provinciale en de rijksoverheid. Er is sprake
    van een wantrouwende houding naar buiten toe. Uit een onderzoek
    door Magis Marktonderzoek (in Missets Horeca, 1987) bleek dat
    twintig procent van de horeca-ondernemers bij vechtpartijen en
    ruzies in de zaak nooit de politie inschakelt en ruim 62 procent
    dat alleen doet in geval van uiterste nood. Slechts achttien
    procent roept altijd politiehulp in bij geweldscalamiteiten. Bijna
    de helft van de onderzochte bar en discotheekhouders vindt
    desalniettemin dat het bestrijden van ongeregeldheden in hun
    bedrijf een overheidstaak is. Eenzelfde percentage wenst meer
    politiesurveillance en hogere straffen voor ruzieschoppers. De
    algemene frustratie in de horeca lijkt te zijn: de illegale
    ondernemer wordt gedoogd, de legale wettelijk stukgecontroleerd,
    financieel uitgezogen en ook nog eens gecriminaliseerd. Op
    spandoeken bij een demonstratie werden leuzen als stop de
    horecamoord en geen horeca-razzias meegevoerd. Gesprekspartners uit
    de branche vinden dat er slecht tegen malafide ondernemers wordt
    opgetreden. Terwijl illegale gelegenheden lang kunnen draaien
    zonder door overheidsinstanties te worden gedeerd, worden bonafide
    horeca-ondernemers op lichte overtredingen snel gepakt, zo vertelt
    een genterviewde. Hij gaf aan het vertrouwen in politiek en politie
    te hebben verloren en signaleert eenzelfde houding bij veel van
    zijn collegae.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.4. Voorwaarden en vergunningen

    6.4. Voorwaarden en vergunningen

    Gokkasten moeten aan een aantal voorwaarden voldoen volgens het
    Speelautomatenbesluit dat voornamelijk ter bescherming van de klant
    is opgesteld. Zo moet het uitkeringspercentage gemiddeld minimaal
    60 procent bedragen en mag het gemiddelde uurverlies niet hoger dan
    vijftig gulden zijn. Ook zijn de automaten zo afgesteld dat er een
    beperkte tijd onafgeboken op gespeeld kan worden. Het Nederlands
    MeetInstituut (NMI) keurt alle modellen speelautomaten en voorziet
    ze van een merkteken. Wanneer een bepaald (buitenlands) model door
    het NMI is goedgekeurd, mag het in produktie worden genomen. De
    kasten die daaruit voortkomen, worden niet meer systematisch
    gekeurd, maar krijgen ongezien het verplichte merkteken. Het is
    alom bekend dat dit teken gemakkelijk te vervalsen is. Sinds 1993
    wordt op alle nieuwe automaten een nieuw merkteken aangebracht dat
    fraudebestendiger moet zijn.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 3.3. De toetredingseisen

    3.3. De toetredingseisen

    Inschrijving en vergunning

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 5.2. Overige vormen van criminaliteit

    5.2. Overige vormen van criminaliteit

    Naast de in de vorige paragrafen genoemde vormen van
    organisatiecriminaliteit kunnen eigenaren van bouwbedrijven zich
    schuldig maken aan andere vormen van crimineel gedrag. Deze vormen
    zijn op de n of andere manier verbonden aan de bouwnijverheid zelf,
    in het bijzonder om verlichting te brengen in de grote druk die de
    bouwnijverheid nu eenmaal op de participanten uitoefent.
    Fraudegevoeligheid in de bouw heeft vooral te maken met kenmerken
    van de structuur en de organisatie van de bouwnijverheid en is mede
    het gevolg van het feit dat administratieve controles doorgaans
    zeer moeilijk zijn en zeer tijdrovend. Deze fraudes zijn lastig te
    onderscheiden van fraudes die door malafide bouwondernemingen of
    door criminele groepen worden veroorzaakt.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 5.3. Zelfregulering

    5.3. Zelfregulering

    De gebrekkige handhaving en controle op de naleving van die
    wetten en regels worden pijnlijk zichtbaar wanneer de overheid,
    zoals de laatste jaren is te zien, in de afvalbranche het principe
    van zelfregulering gaat toepassen. Het milieubeleid loopt daarmee
    niet uit de pas met het overige overheidsbeleid waarin een
    herijking van de relaties tussen overheid en maatschappij plaats
    vindt: de terugtredende overheid. De overheid is de laatste jaren
    meer tot de overtuiging gekomen dat overreden beter is dan
    straffen. Overreding gaat in die visie samen met een verinnelijking
    van milieunormen (Aalders, 1994). Het vergunningenstelsel moet z
    worden dat vergunningen en procedures het bedrijfsleven niet meer
    onnodig belemmeren. Deze nieuwe aanpak belemmert wel het Openbaar
    Ministerie in zijn vervolgende rol, omdat wanneer de ene overheid
    een bepaalde gang van zaken toestaat, dat de andere overheid wel
    heel moeilijk maakt voor dezelfde zaken een strafvervolging te
    beginnen.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 4.1. De definiring van zware milieucriminaliteit

    4. DE AFVALCRIMINALITEIT

    4.1. De definiring van zware milieucriminaliteit

    De belangrijkste milieudelicten zijn verwoord in de Hinderwet,
    de Wet geluidshinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de
    Afvalstoffenwet, de Wet chemische afvalstoffen, de Wet
    milieubeheer, de Visserijwet, de Bestrijdingsmiddelenwet en de Wet
    verontreiniging oppervlaktewater. Milieucriminaliteit is
    criminaliteit die heeft te maken met het milieu. Het milieu kan
    worden omschreven als de fysieke, levende en niet-levende omgeving
    van de mens. Het gaat daarbij om overtredingen van de
    miliewetgeving en milieuregelgeving waardoor schade ontstaat aan de
    fysieke, levende en niet-levende omgeving van de mens. In de
    ambtelijke literatuur veel omschrijvingen van het begrip
    milieucriminaliteit in de ambtelijke literatuur te vinden.
    Vele instanties zijn betrokken die allemaal vanuit een bepaald
    perspectief of normatief kader naar milieucriminaliteit kijken. Een
    belangrijk aspect van deze literatuur is dat vrijwel altijd het
    bijvoeglijk naamwoord zware aan het woord milieucriminaliteit wordt
    toegevoegd. Hiermee wordt aangegeven dat het milieu ernstig schade
    wordt toegebracht wanneer de regels worden overtreden en dat de
    volksgezondheid op korte of lange termijn groot gevaar loopt of zal
    lopen. In een enkel geval wordt in de omschrijving van
    milieucriminaliteit ook de economische schade gerekend die aan de
    samenleving wordt toegebracht (Holtackers, 1995).

    lees meer

    IX – De wildlifebranche – 2. ACHTERGRONDEN VAN DE WILDLIFEBRANCHE

    2. ACHTERGRONDEN VAN DE WILDLIFEBRANCHE

    Duizenden jaren geleden begonnen mensen in West-Azi en in het
    Midden-Oosten wilde dieren tot huisdieren te maken. Honden, geiten,
    varkens, runderen, schapen en paarden waren de eerste
    gedomesticeerde dieren die met het oog op de voedselvoorziening, de
    huiden en het vervoer in gevangenschap werden gehouden. Eeuwen
    later werden wilde dieren vaker als gezelschapsdier gehouden. De
    rijke vorstenhuizen, farao’s, keizers en andere
    hoogwaardigheidsbekleders namen wilde dieren als statussymbool op
    in hun huishouding. In Rome vochten 2.000 jaar geleden christenen
    en slaven voor hun leven tegen wilde dieren terwijl duizenden
    toeschouwers van het geboden spektakel genoten.

    lees meer

    Advies mr. J.K. Franx d.d. 20-10-1994 oververschoningsrechten (22/31)

    105

    Ambstedig proces-verbaal J.C.J.G. Barkman-Kuitert naaraanleiding van vragen van de commissie (7/28)

    121

    Ambstedig proces-verbaal J.C.J.G. Barkman-Kuitert naaraanleiding van vragen van de commissie (23/28)

    137

    Eindrapport – 10.13 Sturing en controle

    10.13 Sturing en controle

    10.13.1 Openbaar ministerie

    A. Versterking

    lees meer

    Eindrapport – 2.2 Definitie

    2.2 Definitie

    De definitie van de georganiseerde criminaliteit geeft
    aanleiding tot veel verwarring. Velen hanteren een verschillende
    definitie. Het debat over de georganiseerde criminaliteit blijft
    vaak steken in discussies over de definitie van het verschijnsel.
    Zo hanteert de Divisie centrale recherche-informatie (CRI) een
    lijst van kenmerken om te kunnen bepalen of een groepering valt
    binnen de categorie van georganiseerde criminaliteit. Met behulp
    van de antwoorden op enkele vragen kan de organisatiegraad van de
    verschillende groepen worden aangegeven.

    lees meer

    Eindrapport – 3.5 Commissie-Wierenga en politieke besluitvorming

    3.5 Commissie-Wierenga en politieke besluitvorming

    3.5.1 Instelling en rapport commissie-Wierenga

    Op 26 januari 1994 lichtten de ministers van Justitie en van
    Binnenlandse Zaken de Kamer in over de opheffing van het IRT.
    Noot In deze brief werd gesproken over het uit de hand
    lopen van een op zichzelf geoorloofde methode. In de brief en in
    het daarop volgende debat werd een nader onderzoek toegezegd.

    lees meer

    Eindrapport – 6.1 Omschrijving

    HOOFDSTUK 6 INFILTRATIE

    6.1 Omschrijving

    Infiltratie is het met het oog op opsporing en vervolging onder
    gezag en regie van politie en openbaar ministerie binnendringen in
    een criminele organisatie of groep, het ervan deel uitmaken, het
    gebruik maken van personen die er reeds deel van uitmaken of het
    (desgevraagd) ondersteunen ervan, indien dit optreden gepaard gaat
    met het I) aannemen van een valse identiteit en/of II) plegen van
    strafbare feiten en/of III) aanbieden van goederen en/of diensten
    aan de criminele organisatie of groep. Infiltratie doet zich in
    verschillende vormen voor. De commissie is de volgende vormen van
    infiltratie tegengekomen:

    lees meer

    Eindrapport – 8.5 Kernteams

    8.5 Kernteams

    8.5.1 Inleiding

    In de tweede helft van de jaren tachtig is de belangstelling
    voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit toegenomen.
    Noot In dit kader ontstond de gedachte om permanente
    opsporingscapaciteit vrij te maken ter bestrijding van dit type
    criminaliteit. Gezien het feit dat de criminele activiteiten zich
    veelal uitstrekten over grote delen van Nederland en het buitenland
    werd besloten tot de oprichting van interregionale opsporingsteams.
    Aanvankelijk werd gesproken van interregionale recherche-teams
    (IRT’s); vanaf 1994 van kernteams. Het zijn er thans zes, te weten
    Noord-Oost-Nederland, Randstad-Noord en Midden, Zuid, Rotterdam,
    Haaglanden en Amsterdam. Er is een landelijk team (LRT) in
    oprichting.

    lees meer

    << oudere artikelen