Bijlage VI – 10.1 InleidingJanuary 1, 1999
10 RECHTERS-COMMISSARISSEN
10.1 Inleiding
10.1.1 Algemene introductie
In Nederland bepaalt niet de rechter-commissaris, maar de
officier van justitie de aard en de omvang van het strafrechtelijk
onderzoek. Oorspronkelijk, in het Wetboek van Strafvordering van
1838, droeg de rechter-commissaris de verantwoordelijkheid voor de
instructie, het deel van het onderzoek naar misdaden, waarin
dwangmiddelen tegen de persoon van de verdachte konden worden
aangewend en de verdachte werd gedwongen zich aan het
strafonderzoek te onderwerpen. Na de wijziging in het Wetboek van
Strafvordering in 1886 en de vernieuwing ervan in 1926 is de
officier van justitie daarvoor de verantwoordelijke. De voor de
officier van justitie geldende verplichting rechtsingang te
vorderen, waarmee de rechter-commissaris werd ingeschakeld, is in
1926 afgeschaft. De officier van justitie bepaalt zelfstandig of
hij een gerechtelijk vooronderzoek vordert en dus de
rechter-commissaris in het onderzoek betrekt. De vordering van de
officier van justitie is voor de rechter-commissaris een voorwaarde
voor bevoegdheidsuitoefening. Noot En als de
rechter-commissaris zijn werk heeft gedaan en het gerechtelijk
vooronderzoek is gesloten, is het het openbaar ministerie dat
beslist over verdere vervolging.
lees meer
Bijlage VI – 2.1 InleidingJanuary 1, 1999
2 ORGANIEK WETTELIJK KADER EN
ORGANISATIESTRUCTUUR
2.1 Inleiding
Onderzoek naar de organisatie van de opsporing begint met
inzicht in het wettelijk kader en de organisatiestructuren van de
organisaties die betrokken zijn bij die opsporing. De
enqutecommissie geeft hier een kort overzicht van de meest
relevante bepalingen en taakomschrijvingen. Tegen deze achtergrond,
die de structuur van de Nederlandse opsporing omvat, kunnen de
volgende hoofdstukken uit deze bijlage worden begrepen.
lees meer
4.5.1 De korpsbeheerderJanuary 1, 1999
4.5.1 De korpsbeheerder Noot
De korpsbeheerders achten het in het algemeen voldoende als politie
en openbaar ministerie aangeven dat er voldoende menskracht wordt
ingezet voor de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.
Noot Zij hebben als burgemeester en als voorzitter van
het regionaal college daarnaast groot belang bij de plaatselijke
criminaliteitsbestrijding. Het is waarschijnlijk geen toeval dat de
burgemeesters van de grote steden voorop lopen in de strijd tegen
de georganiseerde misdaad. Juist in die steden is de overlast van
die vorm van misdaad merkbaar. Dat betekent echter niet dat zij
steeds zeer precies worden genformeerd over de gang van zaken bij
grote onderzoeken.
lees meer
Bijlage VI – 6.8 ConclusiesJanuary 1, 1999
6.8 Conclusies
1. De eerste initiatieven voor de totstandkoming van kernteams
kwamen van de zijde van de politie. Zij waren gericht op
onderzoeken die een bovenregionale aanpak vereisten. Later werden
de kernteams door het ministerie van Justitie en de top van het
openbaar ministerie ook beschouwd als instrumenten voor een
centrale aansturing van de bestrijding van de georganiseerde
misdaad.
lees meer
Bijlage VI – 9.2 Organisatie van het OMJanuary 1, 1999
9.2 Organisatie van het OM
De officieren van justitie staan in het hirarchische verband van
het openbaar ministerie onder het gezag van de hoofdofficier van
justitie, die aan het hoofd staat van n van de negentien
arrondissementsparketten. Ieder arrondissementsparket valt onder n
van de vijf ressortsparketten die alle worden geleid door een
procureur-generaal. Samen vormen de vijf procureurs-generaal het
College van procureurs-generaal dat als de centrale leiding van het
OM fungeert. Daarenboven is de minister van Justitie zoals vermeld
bevoegd bevelen te geven aan de individuele leden van het openbaar
ministerie.
lees meer
Bijlage VII – III.2. Wetenschappelijk onderzoek naar
georganiseerde criminaliteitJanuary 1, 1999
III.2. Wetenschappelijk onderzoek naar georganiseerde
criminaliteit
Het werk van twee commissies van de Amerikaanse Senaat heeft
lange tijd het beeld van de georganiseerde misdaad bepaald. In 1950
hield de Kefauver-commissie een openbaar onderzoek waarin de
conclusie werd getrokken dat de georganiseerde criminaliteit een
nation wide Italian syndicate was. De tweede commissie (1963),
genoemd naar haar voorzitter McLellan, leunde sterk op de
verklaringen van een spijtoptant, Joseph Valachi, die deel
uitmaakte van de Genovese mafiafamilie. Deze commissie bevestigde
het beeld van Kefauver van de georganiseerde misdaad. Het ging hier
in de kern om Italiaans-Amerikaanse syndicaten bestaande uit
divisies, geleid door luitenanten en bemand met soldaten. In 1967
werd in Amerika voor het eerst een wetenschappelijk onderzoeker, de
criminoloog Donald Cressey, ingeschakeld, en wel door de Federal
Task Force on Organized Crime. Hij kreeg voor zijn rapport, het
latere boek Theft of the Nation (1969), de beschikking over
de dossiers van de federale politie over wat de cosa nostra werd
genoemd. Ook Cressey kwam toen tot de conclusie dat de
georganiseerde criminaliteit in wezen werd gevormd door 24
Italiaans-Amerikaanse misdaadsyndicaten die door heel het land hun
activiteiten onderling afstemmen.
Het werk van Cressey heeft tot veel controverses binnen de
criminologie geleid. Sommigen verweten hem dat hij zich door de
politie een bril had laten aanmeten, anderen namen het voor hem op
(Rogovin en Martens, 1992; Albini, 1993; Martens en Roosa, 1994).
Belangrijker dan dit was dat een aantal onderzoekers de daad bij
het woord voegden en onafhankelijk van politiebronnen informatie
gingen verzamelen. Ianni en Reuss-Ianni (1972) bestudeerden zeer
gedetailleerd de opkomst en organisatie een Italiaanse mafiafamilie
in een buurt in New York. Zij maakten van uitvoerige observaties en
van informanten gebruik om de personen en hun onderlinge
verbindingen in kaart te brengen. Een militair georganiseerd
syndicaat troffen zij niet aan. Nadien hebben zij een sociale
netwerkbenadering in het onderzoek naar georganiseerde
criminaliteit gepropageerd waarbij informanten uit de wereld van de
georganiseerde criminaliteit als veldonderzoekers worden gebruikt
(Ianni en Reuss-Ianni, 1990). Chambliss (1978) voerde als
deelnemend observant veldstudies uit in Seattle om de complexe
relaties tussen politici, ambtenaren, ondernemers en misdadigers te
beschrijven. Hoewel veldwerk onmiskenbaar voordelen heeft (zie
Potter, 1994, p. 40-41) is het zeer de vraag of onderzoekers langs
deze weg een goed zicht krijgen op de belangrijke criminele groepen
of een landelijk beeld van georganiseerde criminaliteit kunnen
schetsen. De wetenschappelijke studies naar deze vorm van
criminaliteit, waarvan hier slechts enkele voorbeelden zijn
gepresenteerd, maken duidelijk dat onderzoekers beter niet kunnen
vertrouwen op n methode of afgaan op n gegevensbron. Block (1994)
maakte daarom voor zijn studies uitgebreid gebruik van
politiedossiers en krantenberichten. Reuter (1983) beschreef de
illegale markten in New York met behulp van gegevens uit
politiedossiers, observaties, informanten n openbare bronnen. De
mixture van bronnen en methoden zal worden bepaald door de vraag of
het accent meer op een algemene inventarisatie van de problemen dan
wel op de beantwoording van specifieke theoretische of empirische
vragen ligt. Een recent voorbeeld van een inventariserende studie
met een grote mixture aan bronnen en methoden is de studie van
Arlacchi naar criminele groepen en hun rol in de illegale markten
en witwasactiviteiten in Itali (Ministero dell’Interno, 1994). Maar
de belangrijkste bron van Arlacchi waren echter toch ook weer
politiedossiers. In de jaarlijkse inventariserende studies van het
BKA (Bundeskriminalamt) worden zowel statistische gegevens en
politie-dossiers betreffende lopende onderzoeken gebruikt als
politile informatie die centraal is verzameld. Deze analyses zijn
sterk op personen gericht en minder op groepen. In de Nederlandse
CBO-enqute ligt het accent juist wel op het inventariseren van
actieve criminele groepen. In de meest recente telling (1995)
werden 450 groepen getraceerd waarvan er 100 hooggeorganiseerd
zouden zijn.
lees meer
Bijlage VII – V.5. De bouwnijverheidJanuary 1, 1999
V.5. De bouwnijverheid
In ons land is de bouwnijverheid een economische sector waar
veel geld in omgaat. Criminele groepen zouden in deze sector dus
met racketeering een vaste bron van inkomsten kunnen
aanboren. De sector is in elk geval erg gevoelig voor een
dergelijke illegale praktijk. Standaardisering van complete
projecten is in de bouwnijverheid vrijwel onmogelijk. Er moet ter
plekke worden gebouwd. Bovendien is het bouwproces uiterst
arbeidsintensief waardoor de kosten per produktie-eenheid erg hoog
liggen. In de bouwnijverheid moet personeel trouwens altijd naar de
bouwplaats worden gebracht in tegenstelling tot andere
bedrijfstakken die hun produktie naar gebieden met goedkopere
arbeidskrachten kunnen verplaatsen. Haar kwetsbaarheid wordt nog
verhoogd door de grote onderlinge concurrentie. Verder moeten
bouwondernemers altijd onder grote tijdsdruk werken. De
bouwnijverheid is ook zeer gefragmenteerd en flexibel. Het grote
aantal bouwbedrijven biedt aan ruim 330.000 mensen werk. De meeste
bedrijven hebben nauwelijks zelf personeel in dienst en bestaan
relatief kort. Dit korte bestaan wordt mede in de hand gewerkt door
de snelheid waarmee kan worden teruggekeerd in de bouwnijverheid.
Het is in Nederland vrij eenvoudig met een nieuwe onderneming tot
de bouwnijverheid toe te treden (personeel, kennis en
kapitaalgoederen zijn makkelijk in te huren of via een katvanger te
koop). Het aantal faillissementen in de bouwnijverheid is dan ook
groter dan in andere bedrijfstakken. Volgens een recente analyse
(Corten, 1994) is 36% van de nieuwe ondernemingen binnen drie jaar
failliet. De belangrijkste reden hiervan is het gebrek aan eigen
vermogen of kapitaal. In hoeverre er ook sprake is van frauduleuze
faillissementen is niet duidelijk.
lees meer
Bijlage VII – BIBLIOGRAFIEJanuary 1, 1999
BIBLIOGRAFIE
Abadinsky, H., The Criminal Elite; Professional and Organized
Crime, Greenwood Press, Westport, Connecticut, 1983.
Abadinsky, H., Organized Crime, Nelson Hall, Chicago,
1990.
Adviescommissie Mensenrechten, Mensenhandel, Den Haag,
1992.
Albanese, J., Where Organized Crime and White Collar Crime Meet;
Predicting the Infiltration of Legitimate Business (paper
presented at the Annual Meeting of the American Society of
Criminology, Miami, november 1994).
lees meer
Bijlage VIII – 5. De basis van de autochtone georganiseerde
criminaliteitJanuary 1, 1999
5. De basis van de autochtone georganiseerde
criminaliteit
Waar het al geen sinecure is om een analyse te vervaardigen van
de top van de autochtone georganiseerde criminaliteit in Nederland,
daar is het maken van een analyse van haar basis werkelijk een
crime. Gegeven de stand van de politile
informatievoorziening op centraal niveau is het uitgesloten om
hiervan een beeld te scheppen dat ook maar enigermate beantwoordt
aan de werkelijkheid. Maar ook het instrument dat in het kader van
dit onderzoeksproject werd gefabriceerd – in de vorm van de
rapportages uit de jaren 1990-1995 die ons door de korpsen zijn
toegezonden – biedt hier bij nader inzien volstrekt onvoldoende
mogelijkheden voor.
Niet alleen omdat de korpsen, kwantitatief gesproken, zeer
verschillend op ons verzoek om welbepaalde rapportages hebben
gereageerd – sommige korpsen hebben tot 60 70 rapportages
ingestuurd, andere slechts een stuk of 10. Maar ook omdat, het werd
al eerder gesignaleerd, de kwaliteit van de rapportages die wel
zijn ingestuurd, ook zr uiteenloopt. Zij variren van kale
analyse-schema’s van groepen tot vuistdikke rapporten over
welbepaalde onderzoeken.
lees meer
Bijlage VIII – II.4. De cocane-economieJanuary 1, 1999
II.4. De cocane-economie
De staatsgreep in Suriname viel historisch samen met het
tijdstip waarop de Colombiaanse drugskartels en ook cocanebedrijven
in andere Zuidamerikaanse landen hun markt in Noord-Amerika hadden
volgepompt en uitbreidden naar Europa. De vliegtuigjes met het
witte poeder haalden de Verenigde Staten niet in n keer en moesten
onderweg, althans langs de Oostkust van Amerika, worden bijgetankt.
Europa werd bevoorraad via de bestaande infrastructuur van
vrachtverkeer overzee en in vracht- en passagiersvliegtuigen. Was
Suriname in de jaren zeventig nog een achterhoek, dat werd nu
plotseling anders. Verkeerstechnisch zowel als geopolitiek is
Suriname een uitgelezen plek op de wereld om dienst te doen als
tussenstation. De orintatie van Suriname op Nederland, maar ook die
van Frans Guyana (waar zich, zoals we zagen, een aanzienlijke
bosnegerkolonie had gevestigd) op Frankrijk manifesteert zich
materieel in druk verkeer van personen en goederen. Dit biedt
uitbundige mogelijkheden tot smokkel.
lees meer
Bijlage VIII – IV.3. De organisatie van de hashhandel in
MarokkoJanuary 1, 1999
IV.3. De organisatie van de hashhandel in Marokko
Hoe is de produktie en distributie van cannabis georganiseerd?
In Marokko zijn nog geen peetvaders opgestaan
van het type dat we in Turkije hebben leren kennen en die
gemakkelijk opening van zaken geven. Het verschijnsel is nog te
recent om een gedegen wetenschappelijke studietraditie op te
leveren zoals die over de Italiaanse mafia bestaat. Als we de
Marokkaanse pers mogen geloven, zijn vooral en in de eerste plaats
buitenlandse criminele groeperingen in Marokko actief. Er zijn
Spaanse criminele groepen in de Spaanse vrijhandelszones
aangetroffen. In september 1995 hield de Spaanse politie 12
personen aan die deel uitmaakten van een bende die handelde in
drugs en wapens. Er waren Marokkanen bij, Algerijnen, Fransen en
Spanjaarden. In februari 1995 arresteerde de Spaanse politie een
Marokkaanse cocanesmokkelaar die deel uitmaakte van een Spaans
netwerk. Verder is de aanwezigheid van de Italiaanse mafia in
Marokko aangetoond bij de smokkel van drugs, mensen en nog meer. De
Franse compagnon van de eertijds roemruchte gangster Mesrine werd
in Marokko gearresteerd en toen bleek dat misdadigers met een
internationale reputatie zich in het land vestigden. Er zijn
Afrikaanse drugshandelaren (uit Gambia) waargenomen. In de
Marokkaanse pers wordt ook uitvoerig aandacht geschonken aan de rol
van Nederlandse groepen. Marokko heeft sterk aan belangrijkheid
gewonnen voor internationaal opererende Hollandse organisaties. De
berichtgeving omtrent criminele organisaties maakt een uitgesproken
internationale indruk. Er worden steeds grotere aantallen
buitenlandse handelaren en vrachtwagenchauffeurs gearresteerd.
Spanjaarden, Fransen en Nederlanders vormen de grootste Europese
groepen in Marokkaanse gevangenissen. Thans verblijven in Marokko’s
naargeestige kerkers niet minder dan 60 Nederlanders en die zitten
daar vrijwel allemaal in verband met drugsdelicten. Naar schatting
zijn veertig van hen vrachtwagenchauffeurs die met drugstransporten
zijn aangehouden. De overheid (de koning) hanteert het argument van
de aanwezigheid van criminele buitenlanders om in ruil voor zijn
bijdrage aan de oorlog tegen de drugs subsidie te ontvangen die het
mogelijk maakt de gewassen die de boeren verbouwen te vervangen. Is
het probleem immers niet in de wereld geholpen doordat in het rijke
Europa grote vraag naar cannabis is ontstaan? De onderhandelingen
daarover met de Europese Unie hebben veel minder opgeleverd dan was
gevraagd. Brachet (1992: 169) constateert dat de Marokkaanse
overheid pressie en politieke chantage hanteert als middel in haar
internationale betrekkingen. Dat gebeurt zeker voor de in Marokko
gedetineerde Europeanen.
lees meer
Bijlage VIII – VI.1. De mafia in ItaliJanuary 1, 1999
VI.1. De mafia in Itali: een eigentijds beeld van de
situatie
Het tegenwoordige probleem van de georganiseerde misdaad in
Itali is ongetwijfeld nauw verbonden met de transformatie die de
mafia in Sicili na de Tweede Wereldoorlog heeft ondergaan. De
andere mafia’s staan immers niet alleen in organisatorisch opzicht
sterk onder invloed van de Siciliaanse mafia, maar zij werken ook
op steeds grotere schaal met deze mafia samen. Hierom wordt eerst
deze metamorfose besproken. Vervolgens zal aan de hand van een
recent rapport van het ministerie van Binnenlandse Zaken in Rome de
hedendaagse fenomenologie van de georganiseerde misdaad in Itali in
het algemeen worden uiteengezet.
lees meer
Bijlage VIII – IX. DE UITLOPERS VAN DE RUSSISCHE MAFIA IN
NEDERLANDJanuary 1, 1999
IX. DE UITLOPERS VAN DE RUSSISCHE MAFIA IN
NEDERLAND
In zijn Jaarverslag 1994 besteedde de BVD slechts enkele
regels aan het optreden van criminele bendes uit het GOS, maar de
weerslag ervan op de berichtgeving over georganiseerde
criminaliteit in Nederland was enorm. Dit kwam zeker ook door de
manier waarop de BVD hun optreden omschreef: Gebleken is dat de
aanwezigheid van de Russische mafia in Nederland toeneemt en haar
organisatiegraad hoger wordt. De mafia recruteert haar leden
voornamelijk uit de stroom asielzoekers. Zij houdt zich onder
andere bezig met vrouwenhandel en prostitutie, grootscheepse
autodiefstal, afpersing, witwasactiviteiten en immigrantensmokkel.
Daarnaast worden mogelijkheden voor drugssmokkel en wapenhandel
onderzocht. Tot zover het BVD-verslag. Hierna wordt conform het
schema dat ook in de voorgaande hoofdstukken is gehanteerd, eerst
ingegaan op de opkomst en samenstelling van de zogenaamde rode
mafia in Rusland zelf. Vervolgens zal een en ander te berde worden
gebracht over de internationalisering van de organisaties die er
deel van uitmaken. En tenslotte zal aan de hand van een aantal
concrete zaken de huidige situatie in Nederland worden
uiteengezet.
lees meer
Bijlage VIII – I.5. De verdere opbouw van deze
studieJanuary 1, 1999
I.5. De verdere opbouw van deze studie
Zoals gesteld willen we waar mogelijk proberen om de
georganiseerde misdaad in Nederland te plaatsen binnen de
economische en politieke context van het land waar de allochtonen
of de buitenlandse criminele organisaties vandaan komen en in het
geval van de drie grote immigrantengroepen: Surinamers, Turken en
Marokkanen, besteden we naar verhouding veel aandacht aan hun
migratie- en vestigingspatroon alsmede aan hun korte sociale
geschiedenis hier te lande. Overigens zullen deze en alle andere
buitenlandse en allochtone criminele groepen een voor een volgens
eenzelfde schema worden besproken. Na een bespreking van de
georganiseerde misdaad in het land van herkomst en de wijze waarop
daaraan organisatorisch gestalte wordt gegeven, onderzoeken we de
vraag in hoeverre en zo ja: waar deze organisaties zich reeds
elders in de wereld, en met name in de omringende landen, hebben
genesteld. Na een korte schets van de bronnen waarop de
beschrijving van hun organisatie en hun optreden berust, wordt
vervolgens ingegaan op de context waarbinnen hun georganiseerde
criminaliteit zich in ons land manifesteert. Hierbij wordt in de
mate van het mogelijke vooral aandacht geschonken aan twee dingen.
Ten eerste aan de manier waarop zij in hun land(en) van herkomst
georganiseerde criminaliteit bedrijven, en ten tweede aan de plaats
die de gemeenschap waartoe zij behoren, in het algemeen, heeft in
de Nederlandse samenleving. Vervolgens worden aan de hand van ons
eigen onderzoek de kenmerken van de onderscheiden groepen, de
illegale bedrijvigheid waaraan zij zich schuldig maken, hun modus
operandi en de besteding van de revenuen besproken. De analyse van
elke groep wordt afgerond met een beknopte samenvatting van de
bevindingen in het licht van de vraag van de Enqutecommissie naar
de aard en de omvang van de georganiseerde criminaliteit in ons
land. Deze samenvattingen vormen de bouwstenen voor een algemeen
antwoord op deze vraag in het slothoofdstuk. Een
algemene bibliografie en een serie aparte bibliografien per
allochtone en buitenlandse groep completeren deze studie.
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – 5.1. De toegenomen
onderlinge concurrentieJanuary 1, 1999
5. OORZAKEN VAN DE SLECHTE ECONOMISCHE POSITIE VAN SOMMIGE
BEDRIJVEN
5.1. De toegenomen onderlinge concurrentie
Het vervoersaanbod neemt wel toe, maar niet in verhouding tot de
voortdurende stijging van het aantal – vooral internationaal
actieve – vervoersbedrijven. In 1993 werden er 350 nieuwe
ondernemers geteld, vorig jaar kwamen er ruim 450 toetreders bij en
deze groei zet zich ook in 1995 voort: in het eerste half jaar
registreerde de vergunningverlener al bijna 240 starters (TLN,
1995). De stijging van het aantal ondernemingen wordt door
de branche-organisatie voornamelijk toegeschreven aan de nieuwe Wet
Goederenvervoer over de Weg (WGW).
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>