258 Noch de 00-informatie noch de 01-informatie is uiteindelijk bij de CID van het LRT beland. In een aantal gevallen had dat te maken met een weigering van de afzenders om de informatie te verstrekken. Zo weigerde de FIOD om ten behoeve van het LRT een proces-verbaal op te maken omdat de door de FIOD vergaarde informatie afkomstig was van andere informatiebronnen en de dienst niet kon instaan voor haar betrouwbaarheid. Ook vanuit de RCID van de regio Gooi en Vechtstreek kreeg het LRT nul op het rekest. De gevraagde gegevens konden niet in de vorm van een proces-verbaal worden aangeleverd, omdat hierin informatie aanwezig was die door Teeven als onbetrouwbaar was gekwalificeerd. Een andere CID, niet bekend welke, had aangegeven dat de gevraagde CID-formulieren, waaruit informatie gehaald moest worden voor een tactisch proces- verbaal, niet meer voorradig waren.583 Behalve de bovengenoemde redenen lag volgens diverse betrokkenen aan de gebrekkige informatievoorziening ook een zekere lankmoedigheid ten grondslag van de zijde van de CID van het LRT. In diverse interviews werd aangegeven dat de bereidheid van de CID-LRT om informatie bij andere RCID’en op te vragen niet al te groot was. In de volgende citaten zien we dit standpunt terug: Van Brummen584: “Voor Haarlem is het nog steeds een grote vraag waarom de CID-sectie van het LRT niet gericht op zoek gegaan is naar de onderliggende informatie van het parallel-pv.” Schouten585: “Wij hebben dat parallel-pv gemaakt en zoals iedereen weet, die binnen de CID werkt, moet je voor het verkrijgen van onderliggende informatie met de code 00 en 01 terug naar de bron. Wij hebben er alles aan gedaan om zo snel en concreet mogelijk aan te geven voor welke informatie men naar welke bron toe moest. Daar hebben we hele dagen aan gewerkt. Het verbaasde me dan ook dat wij later vanuit het LRT te horen kregen dat wij niet meewerkten. Toen bleek dat de CID van het LRT, naar aanleiding van onze informatieoverzichten, een stapel informatierapporten (inclusief de 00 en 01 info’s) op het bureau van het tactische team had gegooid. Het tactische team had dit geweigerd en gezegd dat dit niet de manier was om om te gaan met CID informatie. Vervolgens gebeurde er weer lange tijd niets.” Van Stormbroek586: “Wij zeiden, Peter Snijders, ik en de anderen: “onze analyse is gebaseerd op allerlei bronnen, van zeer diverse CID-en. Wij kunnen jullie die informatie niet zo geven. Het is geen informatie van de CRI, de CRI moet er behoedzaam mee omgaan. Maar het is voor jullie wel goed mogelijk om die informatie her en der op te vragen”. Maar, zo is mijn indruk, het LRT was daar niet zo happig op. Zij wilden liever met grote stappen thuis zien te komen in plaats van bepaalde kwesties gedetailleerd uit te werken. Wij hebben ze heus wel aangegeven hoe zij de gegevens rond bepaalde mensen en rond bepaalde bronnen konden stapelen en op die manier een en ander konden uitzoeken, maar naar ons gevoel was dat toch eenrichtingsverkeer. Zij zagen er eigenlijk niet zo veel in. Het LRT had, denk ik, niet zoveel fiducie in de these van de parallel-importen. Zij wilden trouwens ook zogezegd schoon 583 Journaal over containeronderzoek n.a.v. parallel-proces-verbaal (C1). 584 Interview H. van Brummen d.d. 2 februari 2001. 585 Interview P. Schouten d.d. 9 februari 2001. 586 Interview A. van Stormbroek d.d. 23 januari 2001.
1.3 Methoden en opzet van het onderzoek
1.3.1 Deelonderzoeken
3.6 Kernteams
In de tweede helft van de jaren tachtig is de belangstelling
voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit toegenomen. In
dit kader ontstond de gedachte om permanente opsporingscapaciteit
vrij te maken ter bestrijding van dit type criminaliteit. Gezien
het feit dat de criminele activiteiten zich veelal uitstrekten over
grote delen van Nederland en het buitenland werd besloten tot de
oprichting van interregionale opsporingsteams. Aanvankelijk werd
gesproken van interregionale rechercheteams (IRT’s); vanaf 1994 van
kernteams. Het zijn thans zes kernteams, te weten
Noord-Oost-Nederland, Randstad-Noord en Midden, Zuid, Rotterdam,
Haaglanden en Amsterdam-Amstelland/Gooi en Vechtstreek. Van de
kernteams wordt een prominente rol verwacht bij de bestrijding van
de georganiseerde criminaliteit.
6.5 Gezag en toezicht op de opsporing
6.5.1 Openbaar ministerie
6.5.2 Openbaar ministerie landelijk
6.5.3 Rechters-commissarissen
6.5.4 Ministeries en korpsbeheerders
6.5.5 Parlement
6.6 Bijzondere bevindingen
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 13
13 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
woensdag 13 september 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer W.C. van Amerongen
Aanvang 10.00 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 29
28 september 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 28 september
1995 in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den
Haag
Verhoord wordt de heer W.J.A. Paulissen
Aanvang 10.00 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 45
9 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
maandag 9 oktober 1995 in de
vergaderzaal van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt de
heer K. Langendoen
Zie ook: Tweede verhoor de heer K. Langendoen (red.)
Aanvang 11.55 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 61
19 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 19 oktober 1995 in
de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer K. Kuijper
Aanvang 14.30 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 77
2 november 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 2 november 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer J. van Vondel
Zie ook: Eerste verhoor de heer J. van Vondel (red.)
Aanvang 12.00 uur
Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 93
9 november 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de
parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op
donderdag 9 november 1995
in de vergaderzaal van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt
de heer H.F. Dijkstal
Aanvang 17.11 uur
2.6. Slotbeschouwing
De advocaat heeft een moeilijk beroep: hij dient partijdig te
zijn, doch hierbij zijn onafhankelijkheid jegens de clint te
bewaren. De normering van – en controle op – de beroepsuitoefening
is sterk professioneel van karakter. Het beroep evolueert evenwel
steeds meer in de richting van een gewoon, commercieel beroep. Het
werkterrein van de advocaat (wat is eigenlijk des advocaten?) is
niet duidelijk afgegrensd, terwijl de beroepsbeoefenaar wel alle
parafernalia bezit van het klassieke, professionele beroep.
1.2. Vraagstelling
In dit deelrapport wordt nagegaan op welke wijze
vertegenwoordigers van de hier genoemde vrije-beroepen op een
verwijtbare manier betrokken zijn (geweest) bij de activiteiten van
criminele organisaties. Twee vragen dienen in dit verband te worden
beantwoord: 1. Is er sprake van verwijtbare betrokkenheid?
5.4. Afscherming in het licht van de verschillende
fraudevormen
In de voorafgaande paragrafen is in algemene zin beschreven hoe
criminele groepen waarbij de kernactiviteiten gelegen zijn op
fraudegebied, zich tegen dreigende interventie van buitenaf
trachten in te dekken. Een vraag die resteert, is op welke wijze
parasitaire fraudevormen zich qua immuniseringsstrategie
onderscheiden van fraudes waarin sprake is van een symbiose met de
wettige marktomgeving. In deze paragraaf zal dit aspect nader
worden uitgewerkt, waarbij voor beide fraudetypen de meest
kenmerkende elementen van afscherming zullen worden aangestipt.
9. INLEIDING
9.1. Van zwart geld naar misdaadgeld
Misdaad lijkt te lonen. De winsten die met georganiseerde
criminaliteit worden behaald, zijn soms buitensporig hoog. Toch is
de aandacht in Nederland voor het confisceren van deze winsten pas
van recente datum.
