Bijlage V – 4.2 Omschrijving methodeJanuary 1, 1999
4.2 Omschrijving methode
4.2.1 Definitie
Het begrip informant kan formeel en inhoudelijk worden
gedefinieerd. Formeel is de informant degene die als zodanig staat
geregistreerd bij de Criminele Inlichtingendienst (CID). Deze
definitie voldoet echter niet, al was het maar om de enkele reden
dat op grond daarvan niet is vast te stellen wie dan als zodanig
moeten worden geregistreerd. In het navolgende wordt dan ook een
materile definitie ontwikkeld. In het rapport Opsporing
gezocht (blz. 25) wordt de informant gedefinieerd als iemand,
die anders dan als getuige, aan een opsporingsambtenaar gevraagd of
ongevraagd inlichtingen verstrekt over een gepleegd of nog te
plegen strafbaar feit. Het is overigens niet uitgesloten dat een
informant in een later stadium wel wordt gehoord als (al dan niet
anonieme of beschermde) getuige. Het is evenmin uitgesloten dat een
informant in een zaak waarover hij informatie aandraagt alsnog als
verdachte in het vizier komt. In dat perspectief is het wenselijk
om de systematiek van de Regeling tip-, toon- en voorkoopgelden
(1985) over te nemen en in plaats van de frase anders dan als
getuige op te nemen dat de inlichtingen worden verstrekt, onder
voorwaarde dat de anonimiteit wordt gewaarborgd. Dat doet ook recht
aan het grote gewicht dat in de praktijk aan deze toezegging wordt
toegekend.
lees meer
Bijlage V – 4.1 InleidingJanuary 1, 1999
4 HET GEBRUIK VAN INFORMANTEN
4.1 Inleiding
Indien een proces-verbaal begint met de zin Uit bij de criminele
inlichtingendienst binnengekomen informatie is het volgende
gebleken, is de niet genoemde bron veelal een informant. Deze heeft
zijn informatie op basis van vertrouwelijkheid aan een Criminele
inlichtingendienst (CID) verschaft. Daarmee onderscheidt de
informant zich van de gewone aangever en de gewone getuige. Het is
weliswaar theoretisch mogelijk dat de informant op zeker moment als
bedreigde getuige, of als anonieme getuige wordt gehoord, maar
gebruikelijk is dat hij op geen enkele wijze in het strafproces wil
worden gemengd.
lees meer
Bijlage V – 3.6 ConclusiesJanuary 1, 1999
3.6 Conclusies
1. Traditionele observatie – vanuit een vast punt of door volgerij
– levert onder omstandigheden een inbreuk op het recht op privacy
op.
2. De telefoontap – meer algemeen het tappen van gegevensverkeer
via de telecommunicatie-infrastructur – is wettelijk geregeld. Deze
wettelijke regeling en de wijze waarop daarmee wordt gewerkt worden
algemeen in de rechtspraak in overeenstemming met het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
geacht.
lees meer
Bijlage V – 3.5 CasusJanuary 1, 1999
3.5 Casus
3.5.1 De zaak Charles Z. Een casus ter illustratie van de
rechterlijke beoordeling van observatie
Feiten en omstandigheden
lees meer
Bijlage V – 3.4 Feitelijk gebruikJanuary 1, 1999
3.4 Feitelijk gebruik
3.4.1 Algemeen
Dynamische observatie vindt plaats door het subject op enige
afstand te volgen, zowel op de openbare weg als in voor het publiek
toegankelijke ruimten, middelen van openbaar vervoer enzovoorts.
Soms wordt hierbij gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen
zoals verrekijkers en beeldregistratie-apparatuur. Dergelijke
activiteiten worden als regel uitgevoerd door een observatieteam
(OT), een team van opsporingsambtenaren dat hiervoor speciaal is
opgeleid en uitgerust.
lees meer
Bijlage V – 3.3 Juridische grondslagJanuary 1, 1999
3.3 Juridische grondslag
3.3.1 Observatie algemeen
De meeste van de hiervoren genoemde vormen van observatie hebben
geen uitdrukkelijke wettelijke grondslag: het observeren en volgen,
het gebruik van plaatsbepalingsapparatuur, het maken van foto- en
video-opnamen en het (al dan niet met toestemming van een van de
gesprekspartners) afluisteren met behulp van technische middelen
zijn niet geregeld. Discussie of slechts gedeeltelijke regeling
bestaat ten aanzien van het scannen van mobiel telefoon- en
semafoonverkeer, de postvang en de inkijkoperaties. Wel wettelijk
geregeld is het aftappen van gegevensverkeer dat wordt gevoerd via
de telecommunicatie-infrastructuur: het tappen (en het scannen)
daarvan wordt bestreken door artikel 125g Sv. De wettelijke
grondslag voor de inzage in computerbestanden is te vinden in de
artikelen 125i t/m 125n Sv (Wet computercriminaliteit). In de
Nederlandse rechtspraak is de meeste aandacht uitgegaan naar de
toelaatbaarheid van observatiemethoden met het oog op artikel 8
EVRM dat de persoonlijke levenssfeer beschermt. Het observeren
(schaduwen) van personen kan niet zonder meer worden beschouwd als
een inbreuk op de privacy. Of daarvan sprake is hangt af van de
concrete omstandigheden van het geval.
lees meer
Bijlage V – 3.2 Omschrijving methodeJanuary 1, 1999
3.2 Omschrijving methode
Observatie komt in uiteenlopende verschijningsvormen voor. De
traditionele observatie kan statisch of dynamisch zijn. Statische
observatie geschiedt vanuit een vast punt, terwijl bij dynamische
observatie het te observeren object of subject wordt gevolgd.
Gesproken wordt dan ook wel van volgerij, mobiele observatie of
schaduwen. Het gaat dan om het direct, fysiek, heimelijk gadeslaan
en systematisch heimelijk volgen van een persoon of een object, al
dan niet met gebruikmaking van hulpmiddelen. Voor zowel de
statische als voor de dynamische observatie geldt dat deze zowel
incidenteel als stelselmatig kan zijn. Onder het aftappen van
telecommunicatie wordt in de eerste plaats de telefoontap verstaan,
maar sinds kort kan ook de fax worden getapt en opgenomen door een
opsporingsambtenaar evenals ander niet voor het publiek bestemd
gegevensverkeer via de telecommunicatie-infrastructuur. Wel moet
het vermoeden bestaan dat de verdachte daaraan deelneemt. Het
aftappen gaat vooralsnog via de infrastructuur van PTT-Telecom. Het
aftappen via de telecommunicatieinfrastructuur betreft een concreet
aangewezen abonneenummer. Het gaat hier om gegevensverkeer per
telefoon, semafoon, telefax en telex. Het dataverkeer tussen
computers (E-mail) via de telefoonlijn valt er eveneens onder. Dit
laatste ondervindt overigens in de praktijk nog veel technische
problemen.
lees meer
Bijlage V – 3.1 InleidingJanuary 1, 1999
3 OBSERVATIE
3.1 Inleiding
In het kader van onderzoek naar strafbare feiten is observatie
een middel van informatievergaring. De term observatie dekt een
grote lading. Onder observatie verstaat de commissie: Het gadeslaan
van bepaalde personen, objecten en situaties ten einde informatie
te verzamelen, al dan niet op de openbare weg of al dan niet in
voor het publiek toegankelijke ruimten.
lees meer
Bijlage V – 2.4 ConclusiesJanuary 1, 1999
2.4 Conclusies
1. De onderzochte opsporingsmethoden hebben – behoudens enkele
vormen van de in hoofdstuk 3 behandelde observatie – geen
uitdrukkelijke wettelijke basis. Redenen om in een dergelijke basis
te voorzien kunnen worden ontleend aan 1) artikel 1 Sv, 2) het
bepaalde in de mensenrechtenverdragen, in het bijzonder met het oog
op het recht op een eerlijk proces en met het oog op het recht op
privacy, 3) het feit dat sommige opsporingsmethoden gepaard gaan
met strafbare feiten gepleegd door opsporingsambtenaren, en 4) het
belang van de integriteit van de strafrechtspleging.
lees meer
Bijlage V – 2.3 De voorwaarden van inzet van
opsporingsmethodenJanuary 1, 1999
2.3 De voorwaarden van inzet van opsporingsmethoden
Centraal in het Wetboek van Strafvordering staat het begrip
verdenking: het redelijk vermoeden dat iemand zich heeft schuldig
gemaakt aan een strafbaar feit. Vrijwel alle in dat wetboek
behandelde dwangmiddelen eisen dat het dwangmiddel slechts wordt
toegepast in geval van een verdenking jegens een verdachte; soms
eist de wet voor de toepassing van een dwangmiddel slechts de
verdenking dat een strafbaar feit is begaan (bijvoorbeeld artikel
97 Sv). Dikwijls clausuleert de wet de gevallen: dan mag een
bepaald dwangmiddel bijvoorbeeld slechts worden gehanteerd in geval
van verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is
toegelaten.
lees meer
Bijlage V – 2.2 Wettelijke basis of nietJanuary 1, 1999
2.2 Wettelijke basis of niet
De onderzochte opsporingsmethoden hebben – behoudens enkele
vormen van de in hoofdstuk 3 behandelde observatie – geen
uitdrukkelijke wettelijke basis. Er zijn verschillende redenen om
aan te nemen dat tenminste een aantal van deze methoden zulks
eigenlijk wel behoeven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de
betekenis van artikel 1 Sv, de mensenrechtenverdragen, de
problematiek van het plegen van strafbare feiten in
het kader van de opsporing en het belang van de integriteit van de
rechtspleging. Dat laatste punt nadert al snel de rechtspolitieke
afwegingen die hier niet aan de orde zijn, maar wordt in dit
hoofdstuk uitsluitend geplaatst tegen de achtergrond van de (zoals
zal blijken beperkte) mogelijkheden van de rechter om
opsporingsmethoden op dit punt te toetsen.
lees meer
Bijlage V – 2.1 Algemene inleidingJanuary 1, 1999
2 JURIDISCH KADER
2.1 Algemene inleiding
Opsporing is volgens de commissie het verzamelen, registreren en
verwerken van gegevens en informatie door bevoegde ambtenaren
omtrent vermoedelijk gepleegde strafbare feiten of te plegen zeer
ernstige strafbare feiten in enig georganiseerd verband met het
doel te komen tot een strafrechtelijke sanctie. Dat het gaat om
opsporingshandelingen houdt in dat de gegevensverzameling en/of
-verwerking wordt benut voor een strafprocesrechtelijke afdoening
door de justitile autoriteiten of de strafrechter. Dit hoofdstuk
betreft de juridische achtergronden van de navolgende
opsporingsmethoden: a. observatie; b. runnen van informanten; c.
infiltratie; d. andere wijzen van informatie-inwinning, waaronder
misdaadanalyse, fenomeenonderzoek en financieel rechercheren. Deze
onderwerpen omvatten tal van deelonderwerpen die elk op zich ook
als opsporingsmethoden worden aangemerkt.
lees meer
Bijlage V – 1 ALGEMENE INLEIDINGJanuary 1, 1999
1 ALGEMENE INLEIDING
De commissie heeft als een van haar opdrachten gekregen
onderzoek te doen naar de feitelijke toepassing, de rechtmatigheid,
het verantwoord zijn en de effectiviteit van de opsporingsmethoden.
De resultaten van dit onderzoek zijn in de voorliggende bijlage
neergelegd.
lees meer
Bijlage V – AH Oosterbeek/Jehova’s GetuigenJanuary 1, 1999
AH Oosterbeek/Jehova’s Getuigen
Rechtbank Arnhem 18 april 1995, nr. 05/075.090/92
(Artt. 8, 9 EVRM, 6 Grondwet, 123 Sv (inmiddels vervangen door
art. 12 Algemene Wet op het binnentreden)) Verdachte wordt
tenlastegelegd meerdere overvallen te hebben gepleegd, waaronder de
overval op het Albert Heijn filiaal te Oosterbeek in mei
1990. Daarbij zijn twee personen met behulp van een riot-gun om het
leven gebracht en is een persoon zwaar gewond geraakt (zie voor een
uitgebreide beschrijving van feiten en omstandigheden hoofdstuk
5 Infiltratie).
lees meer
Bijlage V – RamolaJanuary 1, 1999
Ramola
Rechtbank Rotterdam, 16 mei 1995 (afkorting van Rabo Money
Laundry) en gerechtshof ‘s-Gravenhage 27 december 1995 (niet
gepubliceerd).
Het onderzoek in de Ramola-zaak is begonnen na een melding
(in januari 1993, nogmaals medio 1993) van ongebruikelijke
wisseltransacties (Wet MOT) door de Rabobank in Utrecht.
Aanvankelijk startte het onderzoek te Utrecht, maar op grond van
aanwijzingen dat het geld werd ingezameld bij een aantal
Rotterdamse adressen werd het onderzoek overgenomen door de
regiopolitie Rotterdam-Rijnmond. Mede op basis van (in)directe
verbanden tussen bezochte panden en verdovende middelen werd op 10
juni 1993 een gerechtelijk vooronderzoek geopend. In de loop der
tijd werd het gerechtelijk vooronderzoek steeds meer uitgebreid tot
andere verdachten en panden.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>