Bijlage XI – 1. INLEIDINGJanuary 1, 1999
1. INLEIDING
In de diverse deelrapporten die in opdracht van de Parlementaire
Enqutecommissie worden vervaardigd om de aard en de omvang van de
georganiseerde criminaliteit in Nederland vast te kunnen stellen,
staan telkens vier hoofdvragen centraal:
lees meer
Bijlage XI – LITERATUURJanuary 1, 1999
LITERATUUR
Abadinsky, H.,
Organized Crime, Chicago,
Nelson-Hall, 1993, 3 ed.
Berg, A. H. van den,
Heroneprostitues, een typologie van werk- en levensstijlen,
Justitile Verkenningen, 13e jrg., nr. 1, 1987, pp. 72-92
Bieleman, B., J. Snippe en E. de Bie,
Drugs binnen de grenzen. Harddrugs en criminaliteit in
Nederland: schattingen van de omvang, Groningen, Stichting
Intraval, 1995
Boer, C. A. de,
Georganiseerde Criminaliteit en de gemeentelijke overheid,
Enschede, Faculteit Bestuurskunde, IPIT-scriptiereeks, 1994
Bruinsma, G. J. N. (red.),
Georganiseerde criminaliteit uit Oost-Europa en het IRT
Noord- en Oost Nederland, Enschede, IPIT, 1994 Bundes
Kriminal Ambt (BKA),
Organisierte Kriminaliteit, Wie Gross ist die Gefahr?,
Wiesbaden, 1990
Bunt, H. G. van de en J. Rademaker,
Recherchewerk in de praktijk, Lochem, Van de Brink, 1992
Daniel, M. R. en G. J. Veldhuis,
lees meer
Bijlage XI – 7. SLOTBESCHOUWINGJanuary 1, 1999
7. SLOTBESCHOUWING
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies weergegeven
van het onderzoek naar de aard, de ernst en de omvang van de
georganiseerde criminaliteit in Arnhem, Enschede en Nijmegen.
lees meer
Bijlage XI – 6.3. De afwezigheid van georganiseerde
criminele activiteitenJanuary 1, 1999
6.3. De afwezigheid van georganiseerde criminele
activiteiten
De situatie inzake de aard, ernst en omvang van de
georganiseerde criminaliteit kan ook worden beschreven in termen
van wat niet voorkomt. Noot Zoals gezegd, komen
vormen van racketeering in legale branches vermoedelijk niet voor.
Ook de aan georganiseerde misdaad geparenteerde vormen van geweld
komen slechts op beperkte schaal voor. Van het voorkomen van andere
activiteiten die kenmerkend zijn voor de georganiseerde misdaad in
andere landen, zoals loan-sharking, illegale loterijen en
gokgelegenheden op
grote schaal, is ons weinig ter ore gekomen.
Het is van belang te onderstrepen dat sommige allochtone groepen,
die vaak met georganiseerde misdaad in verband worden gebracht, of
allochtone groepen uit de buurlanden nauwelijks in de drie steden
opereren. Een van de opmerkelijke bevindingen is dat er geen Duitse
criminele groepen actief zijn. Je zou op zijn minst in
grensgebieden toch wel enige grensoverschrijdende activiteiten van
criminele groepen mogen verwachten. Er zijn echter geen
aanwijzingen dat Duitse misdadigers georganiseerd in groepen in de
steden werkzaam zijn. De reden zou kunnen zijn dat het Duitse
achterland van Enschede, Arnhem en Nijmegen relatief dun bevolkt is
en dat Duitse criminele groepen voornamelijk hun aandacht richten
op het dichtbevolkte Ruhrgebied. Het Bundeskriminalambt wijst in
haar rapportage op de concentratie van de georganiseerde misdaad in
het gebied met de steden Dsseldorf, Dortmund, Keulen waar de meeste
kansen liggen om op illegale wijze geld te verdienen (BKA, 1990).
Politiemensen met een lange staat van dienst kunnen zich nog wel
herinneren dat er in de jaren zestig schuchtere pogingen zijn
ondernomen door Duitsers om in de steden te penetreren. Na enige
schermutselingen schijnen zij zich snel weer op hun eigen
grondgebied te hebben teruggetrokken. Het is vermoedelijk eerder zo
dat Duitsland meer te maken heeft met Nederlandse criminele groepen
dan andersom. Ook van de aanwezigheid van Belgische,
Scandinavische, Engelse of Franse criminele groepen zijn nauwelijks
sporen aangetroffen. Er zijn wel drugtransporten naar die landen
die door de Enschedese, Nijmeegse en Arnhemse groepen worden
georganiseerd, maar deze handel heeft niet geleid tot het overkomen
van criminele groepen uit die landen naar hier. Ook de Italiaanse
mafia is niet aanwezig in deze steden. De expansie van de
Italiaanse mafia in Europa heeft de Italianen vrijwel direct naar
Amsterdam geleid zonder eerst in de grenssteden pogingen te
ondernemen om de markt te verkennen. Opmerkelijk is wel dat de
koppelbazen uit Nijmegen nooit te maken hebben met hun Italiaanse
collega’s in de Duitse bouwnijverheid. Hoewel de Italiaanse mafia
koppelbazerij in Belgi en Frankrijk verricht, blijven deze
activiteiten in Nederland en Duitsland buiten haar werkterrein. Van
andere, ons bekende Europese criminele groepen is wel de
aanwezigheid door ons gesignaleerd. Ex-Joegoslaven houden zich
bezig met autodiefstallen (Enschede), met ripdeals (Enschede en
Nijmegen) en proberen Oosteuropese vrouwen te plaatsen binnen de
lokale prostitutie van de steden. In Enschede hebben
ex-Joegoslaven, in het bijzonder Serven en Kroaten een aantal jaren
geleden geprobeerd de lokale exploitant te intimideren in een
poging om de clubs over te nemen. Dat is toen niet gelukt, maar na
de dood van de grootste exploitant vreest de politie dat
Joegoslaven nogmaals pogingen zullen ondernemen. Hun gewelddadige
imago bezorgt menigeen in de plaatselijke onderwereld en de politie
grote zorgen.
lees meer
Bijlage XI – 6.2. Benvloeding van de branchesJanuary 1, 1999
6.2. Benvloeding van de branches
Racketeering van legale branches is een van de klassieke
activiteiten van criminele groepen in Itali, Japan en de Verenigde
Staten. Criminelen pogen zwakke bedrijven door middel van (het
dreigen met) geweld in de macht te krijgen, af te persen en/of
protectie te laten betalen of eventueel door middel van hun eigen
illegale bedrijven de legale concurrentie uit te schakelen.
lees meer
Bijlage XI – 6.1. Benvloeding van de overheid en
vrije-beroepsbeoefenaarsJanuary 1, 1999
6. DE INVLOED VAN DE GEORGANISEERDE MISDAAD OP DE
STAD
6.1. Benvloeding van de overheid en
vrije-beroepsbeoefenaars
In welke mate wordt de integriteit van het overheidsgezag en van de
vrije-beroepsbeoefenaars in de drie steden bedreigd? Welke
aanwijzingen zijn er dat criminele organisaties pogen informatie te
verkrijgen waarmee zij hun voordeel kunnen doen of zelfs
beslissingen ten gunste van zichzelf kunnen benvloeden? Wij zullen
bij het beschrijven van de gesignaleerde gevallen overigens geen
onderscheid naar stad maken. Een tweede opmerking vooraf is dat de
meeste gevallen zich bij de politie afspeelden. Alle gevallen
hebben zich afgespeeld in de periode 1990-1994.
lees meer
Bijlage XI – 5.3. De verschijningsvormenJanuary 1, 1999
5.3. De verschijningsvormen
5.3.1. Harddrugs
Herone
lees meer
Bijlage XI – 5.2. Couleur localeJanuary 1, 1999
5.2. Couleur locale
Ook de Arnhemse politie kreeg haar deel van de roerige jaren
zestig. Jongeren hielden demonstraties, scholen samen rond een
fontein in het centrum en verstoorden een Taptoe. De jaren zestig
leven in de herinnering van de politiemensen in Arnhem echter niet
voort als de jaren van de ludieke provocaties en hasjrokende
langharige jongeren. De herinneringen worden beheerst door een
bedreiging uit geheel andere hoek, namelijk de stevige
machtspositie van enkele onderwereldfamilies. Zij zouden de rosse
buurt en het uitgaansleven rondom de Korenmarkt, het
uitgaanscentrum van de stad, geheel in hun greep hebben. Zij
sloegen onmiddellijk munt uit de liberaler wordende opvattingen
over pornografie en betaalde seks. Ook zij tartten op hun manier
het gezag, net zoals de kabouters en krakers na hen. Bovendien
zouden zij regelmatig betrokken zijn bij de vele intimidaties en
gewelddadigheden die in die tijd tegen horecapersoneel en gasten
plaatsvonden. De betrokken zware jongens leken boven de wet te
staan. Zij konden ongestraft opzichtige parkeerovertredingen plegen
met hun even opzichtige auto’s en zij werden niet (meer)
gecontroleerd op vuurwapenbezit. In de plaatselijke krant werd
regelmatig gesteld dat de Arnhemse politie overschrijding van
sluitingstijden van cafs door de vingers zag en bepaalde cafs zelfs
niet langer durfde te betreden. Eind 1969 werd door de korpsleiding
een opmerkelijke stap gezet om de impasse te doorbreken. Er werd
een aparte brigade opgericht onder leiding van een brigadier,
waarvoor een zestal jonge, energieke surveillanten werd uitgekozen.
Zij zouden de groep bijzondere opdrachten (GBO) gaan vormen, met
een directe hirarchische lijn naar de korpsleiding. De groep kreeg
zeer flexibele diensttijden, en diende zich ongeniformeerd te
bewegen door de rosse buurt en het uitgaanscentrum. Zij kreeg het
consigne hard op te treden en geen enkele confrontatie uit de weg
te gaan.
lees meer
Bijlage XI – 5.1. InleidingJanuary 1, 1999
5. ARNHEM
5.1. Inleiding
5.1.1. De stad Arnhem
De naam van de stad Arnhem is onverbrekelijk verbonden met de
Tweede Wereldoorlog. Als gevolg van de slag om Arnhem werd een
groot deel van de binnenstad verwoest. Als gevolg van beschietingen
van de geallieerden en plunderingen door de Duitsers werd de stad
naderhand nog verder verwoest. Arnhem bleek na de oorlog de zwaarst
beschadigde stad van Nederland te zijn. Na de oorlog werd de stad
grotendeels gerestaureerd en verschenen aanvankelijk alleen aan de
noordzijde van de Rijn, later ook aan de zuidzijde grote
woonwijken.
lees meer
Bijlage XI – 4.3. VerschijningsvormenJanuary 1, 1999
4.3. Verschijningsvormen
4.3.1. Harddrugs
Nijmegen neemt in de heronehandel vergeleken met Arnhem een
tweederangs positie in. Dit is vermoedelijk toe te schrijven aan
het feit dat de Turkse gemeenschap in Nijmegen in hoofdzaak niet
van Koerdische komaf is. Veel van de circa 3.500 in Nijmegen
woonachtige Turken zijn zogenaamde Zwarte Zee Turken. Zij komen
voornamelijk uit het oostelijke, bergachtige gedeelte. Enkele
honderden zijn afkomstig uit een aldaar gelegen dorpje.
lees meer
Bijlage XI – VOORWOORDJanuary 1, 1999
VOORWOORD
Het onderzoek in de drie steden heeft een zware wissel getrokken
op de medewerking en inzet van vele personeelsleden van de
betrokken regiokorpsen. Daarom zijn wij erg dankbaar voor de
openheid en steun die wij van iedereen tijdens ons werk hebben
ondervonden. In bijlage 1 is een lijst opgenomen van veel van onze
gesprekspartners. Ongetwijfeld zijn wij nog enkele mensen vergeten
die wij in de wandelgangen of telefonisch hebben gesproken en
ondervraagd.
lees meer
Bijlage XI – 2.5. Tot besluitJanuary 1, 1999
2.5. Tot besluit
Vorenstaande schets van de opkomst van de georganiseerde
criminaliteit in Amsterdam en van de (re)actie van de Amsterdamse
politie in dit verband, zegt natuurlijk niet alles over de aard,
ernst, omvang en ontwikkeling van deze criminaliteit in deze stad
vanaf de jaren zestig tot in het begin van de jaren negentig.
Niettemin is het aangewezen – ook met het oog op hetgeen nog volgt
– om enkele van onze belangrijkste algemene indrukken aan het
papier toe te vertrouwen.
lees meer
Bijlage XI – 2.4. De georganiseerde criminaliteit in
AmsterdamJanuary 1, 1999
2.4. De georganiseerde criminaliteit in Amsterdam: het beeld
rondom 1990
Het beeld van de georganiseerde criminaliteit in Amsterdam
rondom 1990 ziet er in de stukken van de Amsterdamse politie heel
wat gecompliceerder uit dan het beeld dat hiervoor van de jaren
zeventig/tachtig is geschetst. Niet zozeer wat de vorm van deze
criminaliteit betreft. Want net als toen lag ook nu de klemtoon op
de bestrijding van de internationale handel in verdovende middelen.
Aan andere vormen van georganiseerde criminaliteit – illegale
gokhuizen, afpersingen, vrouwenhandel – werd op papier zeker wel
aandacht geschonken, maar zij waren geen speerpunten in het
opsporingsbeleid. Wl ziet dit meer recente beeld er ingewikkelder
uit omdat er rond 1990 – zo lijkt het althans – meer verschillende
groepen in Amsterdam veel nadrukkelijker waren betrokken bij de
drugshandel dan 20-25 jaar daarvoor, zowel bij de handel voor de
lokale en binnenlandse markt als bij die voor de buitenlandse en
internationale markt. En bovendien heeft het er veel van weg dat de
bereidheid van een betrekkelijk groot aantal van deze (autochtone
en buitenlandse-allochtone) groepen om geweld te gebruiken
ondertussen ook veel groter was geworden, met als gevolg dat enkele
van hen erin slaagden een voordien ongekende machtspositie op te
bouwen.
lees meer
Bijlage XI – 2.3. De reorganisatie van het Amsterdamse
politiekorpsJanuary 1, 1999
2.3. De reorganisatie van het Amsterdamse politiekorps
Bij de bespreking van de waarde van de politiebronnen die door
ons zijn geraadpleegd, werd er al op gewezen dat de informatie die
zij bevatten, niet alleen veel zegt over de georganiseerde
criminaliteit in de stad, maar zeker ook over het politile beleid
dat ten aanzien van deze criminaliteit is gevoerd. Hierom past het
om in dit hoofdstuk over de historische context van de actuele
ontwikkelingen ook stil te staan bij de reorganisatie van het
Amsterdamse politiekorps in de voorbije jaren, althans voorzover
die raakt aan de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.
Immers, de mate waarin haar bestrijding tot prioriteit is verheven
en ook in de organisatie van het korps tot uitdrukking is gebracht,
is in hoge mate bepalend voor het politile beeld van de
georganiseerde criminaliteit in Amsterdam.
lees meer
Bijlage XI – 2.2. Het veranderende beeld van de
(georganiseerde) criminaliteitJanuary 1, 1999
2.2. Het veranderende beeld van de (georganiseerde)
criminaliteit
Het beeld van de zware criminaliteit in Amsterdam in de jaren
zeventig en tachtig wordt nog altijd sterk bepaald door de
ontvoering van Caransa in oktober 1977 en die van Heineken (en
Doderer) in november 1983. De redenen hiervan liggen vrij voor de
hand. Nederland was tot in die jaren goeddeels gespaard gebleven
voor zulke criminele feiten. In beide gevallen ging het niet alleen
om zeer vermogende maar ook heel bekende Amsterdamse mensen. En ook
de wijze waarop deze beide ontvoeringen werden voorbereid,
uitgevoerd en afgehandeld, maakte indruk. Ze werden gepleegd door
vrij geharde beroepsmisdadigers. In het geval van Heineken door
Amsterdamse misdadigers en het geval van Caransa (vermoedelijk)
door Italiaanse professionals die handelden in opdracht van
figuren in en rond de Amsterdamse penose (De Vries, 1985; De Vries,
1987).
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>