• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grondrechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage XI – 5.1. Inleiding

    5. BINNEN EN BUITEN DE WALLEN

    5.1. Inleiding

    In de context van deze studie ligt het voor de hand om juist
    voor de Wallen te onderzoeken op welke schaal hier gelden die zijn
    verdiend in onder meer de drugshandel, zijn respectievelijk worden
    omgezet in infrastructurele machtsposities, in het bijzonder door
    de aankoop van onroerend goed en van bedrijven. Dit ligt vormen
    voor een lucratieve voortzetting van allerlei illegale praktijken.
    Maar ook vanuit een empirisch oogpunt – theoretisch – voor de hand,
    omdat zulke machtsposities in dit roemruchte gebied een logistieke
    garantie dringt een dergelijke exercitie zich op. Was het immers
    niet Bruinsma die op grotere schaal eigendommen op de Wallen begon
    te vergaren? En dus is de vraag heel relevant of hij hiermee de
    aanzet heeft gegeven voor een ontwikkeling die tot op de dag van
    vandaag doorgaat.
    Hier komt evenwel bij dat enkele leden van de staf van het
    politiedistrict (II) langzamerhand ook tot de overtuiging zijn
    gekomen dat een hele hoop van de problemen die zij in de sfeer van
    de openbare orde op en rond de Wallen ondervinden, voor een
    belangrijk deel voortvloeien uit het feit dat een aantal criminele
    groepen in dit gebied er alle (economisch) belang bij heeft volop
    de illegale activiteiten te (laten) ontplooien die de bedoelde
    overlastproblemen met zich meebrengen, zo niet veroorzaken. Meer in
    beleidstermen geformuleerd: zij zijn ook tot de overtuiging gekomen
    dat, gelet op de nauwe samenhang tussen georganiseerde
    criminaliteit en kleine criminaliteit/overlast, een structurele
    aanpak van de problemen vergt, dat er wordt gesaneerd in de
    eigendomsverhoudingen in het Wallen-gebied. En om de daad bij het
    woord te voegen, is vervolgens een begin gemaakt met een
    gedetailleerde analyse van deze verhoudingen. Van de eerste
    resultaten van deze analyse is hierna dan ook dankbaar gebruik
    gemaakt. Alvorens deze resultaten naar voren te brengen, wordt
    echter kort teruggegaan in de geschiedenis van de Wallen en wordt
    met name ook gepoogd een beeld te schetsen van de schoksgewijze
    verandering die de wereld hier in enkele jaren tijd heeft
    ondergaan. Want op deze manier kan toch nog wat meer concreet
    worden geschilderd dan in hoofdstuk 2 in nogal algemene trekken is
    gedaan, hoe in een stad als Amsterdam de (georganiseerde)
    criminaliteit, en met haar een deel van het sociale en economische
    leven, is veranderd.

    lees meer

    Bijlage XI – 4.6. Tot besluit

    4.6. Tot besluit

    Het besluit van deze rondgang door vier voor ons onderzoek zeer
    relevante economische branches kan betrekkelijk kort zijn. In drie
    van de vier sectoren vallen er geen sporen van georganiseerde
    criminaliteit te ontdekken. In n sector daarentegen – die van de
    horeca en het gokwezen – is volgens de politie en andere
    overheidsdiensten kennelijk een hele bedenkelijke ontwikkeling aan
    de gang. Hier zijn enkele criminele groepen, hoogstwaarschijnlijk
    door middel van geld dat vooral via de drugshandel is verdiend,
    monopolies aan het opbouwen die de gewone economische orde in een
    sector als deze in het gedrang brengen. En dit laatste niet alleen
    langs financile weg – door concurrenten gewoonweg uit de markt te
    prijzen -, maar ook door de toepassing van intimidatie. Deze
    ontwikkeling beantwoordt nog wel niet helemaal aan het model van
    racketeering, zoals we dat in Amerikaanse grootsteden
    kennen, maar zij is er niet veel minder discutabel om. Niet alleen
    op grond van principile overwegingen betreffende de relatie tussen
    vrije economie en democratische rechtsstaat, maar ook op grond van
    meer beleidsmatige overwegingen. Immers, criminele groepen die
    belangrijke delen van de horeca in een stad als Amsterdam in handen
    hebben, beschikken meteen ook over de nodige infrastructuur om
    allerhande (andere) criminele activiteiten te ontplooien – juist
    ook die activiteiten waaruit de geldmiddelen zijn voortgevloeid om
    zich in de horeca in te kopen: drugshandel, uitbuiting van
    prostitutie, illegale praktijken in verband met speelautomaten,
    koop en verkoop van gestolen goederen, witwassen van criminele
    gelden, ontduiking van belastingen en sociale premies, enzovoort.
    Deze vaststelling impliceert de erkenning dat ook in een stad als
    Amsterdam de georganiseerde criminaliteit niet als vanzelf beperkt
    blijft tot de (illegale) levering van (illegale) goederen en
    diensten, maar ook hier in n (of meer) economische sectoren vormen
    kan aannemen die gewoonlijk worden geassocieerd met steden waar
    deze criminaliteit algemeen als een ernstig maatschappelijk
    probleem wordt gekwalificeerd. Dit is dus niet per definitie
    uitgesloten. Wie nog meent dat dit wel zo is, strooit zichzelf zand
    in de ogen. De hiervoor beschreven ontwikkeling in de horeca toont
    naar onze mening in elk geval aan dat een dergelijk negatief
    scenario beslist tot de rele mogelijkheden behoort. En dus is het
    zaak om een ontwikkeling als deze scherp in het oog te houden.
    Speciaal ook om op langere termijn te kunnen bezien of zij toch ook
    niet de voorbode vormt van een veel bredere evolutie die de
    georganiseerde criminaliteit in de stad doormaakt, namelijk een
    evolutie waarbij vooral de drugshandelaren van vroeger zich (ook)
    ontpoppen als quasi-legale ondernemers, juist ook buiten de sector
    van de horeca.

    lees meer

    Bijlage XI – 4.5. Het particuliere vervoer

    4.5. Het particuliere vervoer

    Een van de meest succesvolle onderzoeken naar criminaliteit
    binnen een branche is het onderzoek dat in Amsterdam vanaf 1993
    wordt verricht naar fraude in het particuliere vervoer. Op last van
    de wethouder van
    sociale zaken is toen een Regionaal Interdisciplinair Fraudeteam
    (RIF) opgericht om uit te zoeken in hoeverre in deze sector de
    bestaande wetgeving wordt overtreden. De meeste Amsterdammers
    voelen wel aan dat men in deze wereld zijn eigen gang gaat en er
    zijn duidelijk aanwijzingen dat er iets mis zit, maar in hoeverre
    is dat het geval en hoe ernstig is het? De taxi-wereld zit
    betrekkelijk overzichtelijk in elkaar. Vrijwel alle deelnemers zijn
    goed op de hoogte van de verschillende vormen van fraude die er
    opgeld doen. En het is dus niet zo moeilijk voor de politie om een
    goede informatiepositie te verwerven. Let wel: reeds dit simpele
    feit is een aanwijzing dat de georganiseerde misdaad geen hechte
    greep heeft op de branche; dan zou het veel moeilijker zijn geweest
    om van mensen die in deze sector werken, verklaringen los te
    krijgen. Het basisprobleem wordt gevormd door de kunstmatige
    beperking die aan de branche is opgelegd. Want hierdoor wordt de
    sanerende werking van het spel van vraag en aanbod geblokkeerd.
    Beperking van het aantal auto’s die als taxi dienst mogen doen,
    werkt even criminogeen als het quoteren van de visvangst of de
    melk. Als de economische capaciteit groter is dan de toegestane
    uitbreidingsmogelijkheid en als voldoende mensen voorhanden zijn om
    in deze sector hun geluk te beproeven, is de kans op systematische
    ontduiking van de regels groot.

    lees meer

    Bijlage XI – 4.4. De bouwnijverheid

    4.4. De bouwnijverheid

    Een van de legale economische sectoren die in de literatuur ook
    steeds weer in verband wordt gebracht met georganiseerde
    criminaliteit is de bouwnijverheid. De reden hiervan is niet ver te
    zoeken: zowel de Italiaanse en Italiaans-Amerikaanse mafia als de
    Japanse yakuza zijn berucht om de machtspositie die zij in de
    voorbije decennia – in elk geval in Itali, in de Verenigde Staten
    en Japan – hebben opgebouwd in deze tak van industrie. Waarom dit
    juist in de bouwnijverheid kan gebeuren, is een vraag waarop
    eigenlijk alleen een gedifferentieerd antwoord past. Maar in het
    kader van dit rapport moet worden volstaan met te wijzen op de
    relatief grote vatbaarheid van de bouwnijverheid voor penetratie
    door criminele groepen. Dit heeft met name te maken met de hoge
    kosten van vertraging, de ongewisse continuteit van het werk in de
    sector, de inzet van naar verhouding veel ongekwalificeerd
    personeel, de complexiteit en grootschaligheid van meer belangrijke
    bouwprojecten, en het systeem van contractering van de aannemer met
    de laagste prijs. En wanneer een criminele organisatie in een
    bepaalde stad of streek eenmaal greep heeft gekregen op
    (belangrijke delen van) de bouwnijverheid, dan exploiteert zij haar
    op alle mogelijke manieren: corrumpering van politici en ambtelijke
    diensten, geweld tegen opponerende bouwbedrijven en
    tegenstribbelende werknemers, te hoge inschrijvingen voor
    bouwprojecten, geen of gebrekkige afdracht van sociale premies,
    niet-betaling van verschuldigde belastingen, etcetera.

    lees meer

    Bijlage XI – 1.1. Het kader van het onderzoek

    1. ALGEMENE INLEIDING

    1.1. Het kader van het onderzoek

    De Parlementaire Enqutecommissie Opsporingsmethoden heeft niet
    alleen de taak gekregen om een onderzoek in te stellen naar de
    opsporingsmethoden en hun feitelijke toepassing, maar ook om,
    vooral met het oog op de normering van de bedoelde methoden, na te
    gaan hoe het in Nederland is gesteld met de aard en de omvang van
    de georganiseerde criminaliteit. Om deze laatste vraag te
    beantwoorden werd een externe onderzoeksgroep samengesteld van vier
    hoogleraren in de criminologie: F. Bovenkerk, G. Bruinsma, C.
    Fijnaut en H. van de Bunt.

    lees meer

    Bijlage XI – 4.3. De textielnijverheid

    4.3. De textielnijverheid

    Van de textielbranche kan men zeggen dat zij historisch verdacht
    is wanneer het gaat om georganiseerde misdaad. De sweat
    shops
    van New York vormden aan het begin van deze eeuw immers
    het toneel van de Joodse onderwereld. De georganiseerde misdaad
    controleerde de textielnijverheid door de vakbonden van haar
    werknemers over te nemen na ernstige arbeidsconflicten (Block en
    Chambliss, 1981). In Nederland heeft die associatie echter nooit
    bestaan. Uitbuiting van arbeiders, jazeker! Maar georganiseerde
    misdaad? In Nederland is de arbeidersbeweging daarvan volkomen vrij
    geweest. Het zou ook raar zijn om thans zo’n relatie te leggen,
    want de Nederlandse textielnijverheid is in de afgelopen dertig
    jaar spectaculair ingekrompen. Werkten in 1963 nog 77.000 mensen in
    de confectie-industrie, in 1985 waren er nog maar 12.000
    arbeidsplaatsen over. Vooral in de periode tussen 1972 en 1982 ging
    het hard achteruit. De produktie liep toen jaarlijks met ruim 7,5%
    terug (Bloeme en Van Geuns, 1987). Amsterdam, zich nog steeds
    noemend: confectiestad van Nederland, vormt geen uitzondering. In
    1963 werkten er nog 12.000 mensen in de textiel, in 1985 waren dat
    er minder dan 2.000.

    lees meer

    Bijlage XI – 4.2. De horeca en het gokwezen

    4.2. De horeca en het gokwezen

    De stad Amsterdam is ongeveer 4.000 horeca-gelegenheden rijk en
    deze gelegenheden variren van hotels en restaurants tot
    drinklokalen en coffeeshops. Er werken 15.000 werknemers in deze
    sector en hun aantal neemt (licht) toe. De horeca vertegenwoordigt
    dus een zeer aanzienlijk economisch belang. Maar de horeca is ook
    op velerlei wijze bij criminaliteit betrokken: (a) de sector is er
    slachtoffer van, (b) zijn openbare toegankelijkheid maakt hem
    geschikt als pleegplaats ervoor en (c) er zijn horeca-ondernemers
    die zichzelf aan misdaad schuldig maken. Deze drie mogelijke
    relaties staan niet op zichzelf: als er misdaden in een lokaliteit
    worden gepleegd is er vaak ook met de eigenaren al meer aan de hand
    dan dat zij in hun eigen zaak geen overwicht hebben, of ondernemers
    die veelvuldig zelf slachtoffer zijn geworden kunnen gemakkelijk in
    de verleiding komen het hoofd boven water te houden op een illegale
    manier.

    lees meer

    Bijlage XI – 4.1. Inleiding

    4. GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT:

    OOK IN LEGALE BRANCHES?

    4.1. Inleiding

    Het belang van de rol die georganiseerde criminaliteit in een
    samenleving speelt, kan aan meer worden afgemeten dan aan het
    niveau van geweldgebruik, de omvang van zwarte markten en de
    (on)leefbaarheid van bepaalde buurten. Dit belang wordt, algemeen,
    namelijk ook afgemeten aan de mate waarin criminele groepen de
    inkomsten die zij via illegale handel hebben verworven, ook uit
    winstbejag omzetten in illegale, of toch op zijn minst
    bedenkelijke, vormen van controle over op zichzelf hele reguliere,
    legale sectoren van het economische leven. Is dit namelijk in
    verregaande mate het geval, dan is er niet langer sprake van de
    ontplooiing van zomaar illegale activiteiten, maar van de
    afschaffing van een zo vrij mogelijke economische orde in die
    sectoren, en dus van de opheffing van n van de basisbeginselen van
    de maatschappij die wij kennen. En dit temeer omdat criminele
    groepen die een dergelijke economische machtspositie hebben weten
    uit te bouwen, veelal bereid zijn om hun monopolie in de
    desbetreffende branches niet alleen met corruptie, maar
    uiteindelijk ook met geweld – tegen wie dan ook – te verdedigen. De
    voorbeelden van deze situatie liggen in Itali, in Japan, in de
    Verenigde Staten en elders voor het oprapen! In een studie als deze
    is het dus ook van groot belang om na te gaan of een dergelijke
    situatie ook in Amsterdam is ontstaan, of aan het ontstaan is. Zou
    zij hier inderdaad bestaan, dan zou het probleem van de
    georganiseerde criminaliteit veel ernstiger zijn dan menigeen
    momenteel denkt. Zou ze hier helemaal niet bestaan, dan betekent
    dit dat er nog altijd een zr groot verschil is tussen het probleem
    van die criminaliteit in steden als Tokyo, Kobe, Palermo, Napels en
    New York, en dat in de hoofdstad van Nederland. Of ligt het niet zo
    zwart-wit? Om deze vraag te kunnen
    beantwoorden, hebben wij de liggende informatie over
    (georganiseerde) criminaliteit in vier branches bij elkaar
    gebracht: de horeca en het gokwezen, de textielnijverheid, de
    bouwnijverheid en het particuliere vervoer. De keuze van deze
    branches is zeker enigermate bepaald door het feit dat er reeds
    enig onderzoek is verricht naar de mogelijke criminele kanten van
    deze branches. Anderzijds is zij vooral ingegeven door wat
    buitenlands onderzoek op dit gebied heeft opgeleverd. En dit is dat
    ook de onderhavige branches om uiteenlopende redenen nogal vatbaar
    zijn voor penetratie van criminele groepen. Met andere woorden: als
    het probleem van de georganiseerde criminaliteit in Amsterdam – in
    economisch opzicht – veel groter is dan gewoonlijk wordt gedacht,
    dan moet dit aan de criminaliteit in de bedoelde branches te zien
    zijn. Overigens moeten de beschrijvingen van de Amsterdamse
    situatie die hierna worden gepresenteerd, worden bezien in relatie
    tot de landelijke rapporten die over de desbetreffende branches
    zijn geschreven.

    lees meer

    Bijlage XI – 3.6. Tot besluit

    3.6. Tot besluit

    Vorenstaande beschrijvingen van de drugshandel, de
    vrouwenhandel, de illegale wapenhandel en de illegale autohandel in
    Amsterdam zijn door gaten in ons informatiebestand zeker niet alle
    even volledig. Niettemin geven zij gezamenlijk toch al een
    behoorlijk genuanceerd beeld van wat in Amsterdam de betrokken
    actuele vormen van traditionele georganiseerde criminaliteit
    voorstellen. Wanneer men dit beeld poogt te vangen in een antwoord
    op de vraag van de Parlementaire Enqutecommissie Opsporingsmethoden
    naar de aard, de ernst en de omvang van de georganiseerde
    criminaliteit in Nederland, dan kan dit antwoord als volgt worden
    geformuleerd.

    lees meer

    Bijlage XI – 3.5. De handel in gestolen auto’s

    3.5. De handel in gestolen auto’s

    In de voorbije jaren zijn er bij herhaling berichten
    binnengekomen dat ook in Amsterdam op internationale schaal auto’s
    worden gestolen en verhandeld. Veel van deze berichten hebben nu
    eens betrekking op Joegoslaven en Russen die – zo lijkt het
    tenminste – op eerder individuele voet opereren, dan weer op
    landgenoten van hen die dit duidelijk in georganiseerd verband
    doen. Deze laatsten behoren niet alleen tot een groep die als
    zodanig is onderkend, zij stelen ook op een betrekkelijk vakkundige
    manier. Waarbij moet worden aangetekend dat deze internationale
    diefstal van (vracht)auto’s en de handel hierin voor Amsterdam niet
    nieuw is. In de loop van de jaren tachtig bleek immers dat een
    groep Ghanese criminelen, die ook actief was in de vrouwenhandel,
    tezelfdertijd honderden luxe-auto’s op bestelling had laten stelen
    en vervolgens – via Amsterdam, Rotterdam of Antwerpen – liet
    verschepen naar een of ander West-Afrikaans land. De hoofdverdachte
    hield te Amsterdam kantoor onder de naam African
    Express
    .

    lees meer

    Bijlage XI – 3.4. De illegale handel in vuurwapens

    3.4. De illegale handel in vuurwapens

    Van oudsher wordt de illegale handel in vuurwapens, zeker in
    illegale vuurwapens, geassocieerd met georganiseerde criminaliteit.
    Niet alleen omdat de grootschaliger vormen van deze handel op
    zichzelf reeds gemakkelijk de kenmerken van deze criminaliteit
    vertonen, maar ook omdat in alle andere vormen van georganiseerde
    criminaliteit het gebruik van geweld, ook door middel van
    vuurwapens, een cruciale rol speelt. De beschrijving die hiervoor
    is gepresenteerd van de drugshandel in Amsterdam, laat hier geen
    enkel misverstand over bestaan. Daarenboven mag niet uit het oog
    worden verloren dat, juist ook vanwege het gewelddadige karakter
    van veel drugshandel, groepen die in drugs doen geregeld tevens
    illegaal wapens verhandelen.

    lees meer

    Bijlage XI – 3.3. Prostitutie, vrouwenhandel en (kinder-)pornografie

    3.3. Prostitutie, vrouwenhandel en
    (kinder-)pornografie

    Prostitutie, of in elk geval de grootschalige systematische
    exploitatie van prostitutie, wordt van oudsher ook beschouwd als
    een vorm van georganiseerde criminaliteit. In de jaren tachtig werd
    deze visie op de Amsterdamse kermis als het ware herontdekt door
    toedoen van al dan niet feministisch gemotiveerde actiegroepen die
    zich keerden tegen een van de meest schrille exponenten van de
    uitbuiting van prostitutie, namelijk internationale vrouwenhandel.
    De Amsterdamse politie haakte, zoals in het vorige hoofdstuk werd
    aangegeven, reeds in het begin van de jaren tachtig op deze nieuwe
    ontwikkeling in, met haar onderzoek naar de Ghanees-Nederlandse
    vrouwenhandel. Maar ook later in de jaren tachtig en in de jaren
    negentig heeft zij bij herhaling onderzoek naar uitingsvormen van
    deze handel verricht. Dankzij dit onderzoek zijn wij enigermate in
    staat te beschrijven hoe ook via vrouwenhandel de prostitutie-markt
    van Amsterdam wordt bevoorraad.

    lees meer

    Bijlage XI – 3.2. De drugshandel

    3.2. De drugshandel

    Het drugsbeleid wordt in Nederland niet alleen gemaakt op het
    niveau van het rijk. De afzonderlijke gemeenten ontwikkelen binnen
    landelijke kaders ook hun eigen beleid. De nationale
    wetgevingsprocedure is log en tijdrovend, de speelruimte van de
    centrale overheid wordt door de internationale verdragen beperkt.
    Maar op het niveau van de gemeenten, waar men daadwerkelijk wordt
    geconfronteerd met overlast in de buurt en met de vraag om medische
    en andere hulp, is het mogelijk om flexibel en pragmatisch te werk
    te gaan. Het opportuniteitsbeginsel vormt de basis waarop binnen
    het zogenaamde driehoeksoverleg beslissingen kunnen worden genomen
    die zulk een werkwijze mogelijk maken. Maar ook de financiering van
    de drugshulpverlening wordt als beleidsinstrument gebruikt.
    Amsterdam liep in de jaren zestig voorop met het feitelijk gedogen
    van het gebruik van hash en marihuana. Er kwamen coffeeshops waar
    zogenaamde huisdealers werden toegelaten. Andere grote steden
    volgden. Zo werd het beleid dat in de grote steden was ontwikkeld,
    langzamerhand verheven tot nationaal beleid. Een belangrijke pijler
    daarvan is dat een scherp onderscheid wordt gemaakt tussen hard en
    soft drugs. Het is een verschil dat buitenlanders vaak ontgaat,
    maar door het beleid op dit verschil af te stemmen, wordt
    geprobeerd de circuits van beide gebruikerscategorien te scheiden.
    Dat is goed gelukt. Een andere pijler waarop het Nederlandse beleid
    is gebaseerd, is het onderscheid tussen het gebruik van drugs en de
    handel daarin. Dit onderscheid is gebaseerd op de acceptatie van
    een gebruikersmarkt die in wezen goedmoedig is en een uitvloeisel
    van de vrije jaren zestig. Hier openbaart zich echter ook volop de
    tegenstrijdigheid van het gevoerde beleid: de handel in een goed
    waarvan het gebruik wordt toegestaan, wordt fel bestreden.

    lees meer

    Bijlage XI – 3.1. Twee gevallen van ontvoering

    3.1. Twee gevallen van ontvoering

    Alvorens de diverse vormen van (illegale) handel in (illegale)
    goederen en/of diensten te bespreken, zullen hierna twee recente
    ontvoeringen worden behandeld. Dit gebeurt niet alleen om de
    continuteit aan te geven die er op dit punt in Amsterdam bestaat;
    met de ontvoering van Heineken en zijn chauffeur kwam er aan de
    criminele vrijheidsberoving van mensen geen einde. Ook heeft bij
    het maken van deze keuze meegespeeld dat de ontvoering van mensen
    in Itali en elders een welbekende activiteit van georganiseerde
    misdadigers is. Die kan in dit rapport dus niet zomaar buiten
    beschouwing worden gelaten.

    lees meer

    Bijlage XI – 3. ENKELE ACTUELE VORMEN VAN TRADITIONELE GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT

    3. ENKELE ACTUELE VORMEN VAN TRADITIONELE GEORGANISEERDE
    CRIMINALITEIT

    In aansluiting op de conclusie van het voorgaande hoofdstuk moet
    er hier, om te beginnen, inderdaad aan worden herinnerd dat in het
    onderzoek waarvan deze studie deel uitmaakt, een onderscheid wordt
    gemaakt
    tussen georganiseerde criminaliteit in haar traditionele gedaante:
    de winstbeluste systematische toelevering van illegale goederen en
    diensten op daarvoor bestaande zwarte markten, en in haar meer
    eigentijdse gedaante: de illegale penetratie en manipulatie van
    legale sectoren van economische bedrijvigheid. In dit hoofdstuk
    wordt een aantal vormen van traditionele georganiseerde
    criminaliteit belicht. De vraag naar het bestaan van meer
    eigentijdse vormen ervan in Amsterdam wordt beantwoord in het
    volgende hoofdstuk. Wat de traditionele georganiseerde
    criminaliteit in Amsterdam heden ten dage over de hele linie
    precies voorstelt, is moeilijk te zeggen, ook op grond van dit
    onderzoek. Maar met name via de analyse van een aantal onderzoeken
    die door de Amsterdamse politie zijn verricht, kan wel in grote
    lijnen duidelijk worden gemaakt welke de aard en, tot op zekere
    hoogte, de omvang en zodoende de ernst van de georganiseerde
    criminaliteit in Amsterdam zijn. Dit wil niet zeggen dat enkel via
    politie-onderzoeken is nagegaan hoe de traditionele georganiseerde
    criminaliteit er momenteel in Amsterdam uitziet. Er zijn ook
    gesprekken gevoerd met deskundigen van buiten de politie, evengoed
    als van binnen de politie. En bovendien zijn er op een aantal
    punten nogal wat gegevens geput uit allerhande zogenaamde publieke
    bronnen die liggen buiten de politiesfeer.

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>