Bijlage X – 7.2. De besloten vennootschapJanuary 1, 1999
7.2. De besloten vennootschap Noot
7.2.1. Aard van de rechtsvorm
De besloten vennootschap is een rechtspersoonlijkheid bezittende
vennootschap met een in aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal,
waarin ieder der vennoten voor n of meer aandelen deelneemt (art.
2:175 BW). De term besloten houdt in dat de BV ter dekking van haar
kapitaalbehoefte geen beroep doet op het grote publiek. De
aandeelhouders zijn slechts verplicht tot volstorting van het
nominale bedrag van hun aandeel (art. 1:195 BW) en in beginsel niet
persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in naam van de vennootschap
wordt verricht (art. 2:175 BW). Voor de oprichting is een
gendexeerd minimumkapitaal vereist (art. 1:178 lid 2 BW), thans
f.40.000. De BV is verplicht tot openbaarmaking van de jaarstukken
(art. 2: 394 BW).
lees meer
Bijlage X – 7.1. InleidingJanuary 1, 1999
7. AFSCHERMING MET BEHULP VAN RECHTSFIGUREN
7.1. Inleiding
Deel 2 van deze rapportage staat in het teken van het misbruik
van rechtsfiguren. Zoals in deel 1 is aangegeven, maken fraudeurs
van allerhande schijnconstructies gebruik om hun activiteiten
winstgevend te maken en zich af te schermen tegen interventie van
buitenaf. Fraudeurs staan daarin bepaald niet alleen. De
strafrechtelijke onderzoeken van de laatste jaren hebben uitgewezen
dat ook in de drughandel rechtsfiguren worden aangewend om de
criminele winsten te versluieren. Voordat in deel 3 wordt ingegaan
op de verschillende wijzen waarop wederrechtelijk verkregen
voordeel wordt weggesluisd, willen we in dit hoofdstuk de
instrumenten belichten die voor de modus operandi, afscherming van
de dadergroepen en versluiering van de herkomst van illegaal
inkomen van cruciaal belang zijn. In hoofdstuk 8 wordt vervolgens
ingegaan op de natuurlijke personen die in dit proces een rol
spelen. Het belangrijkste instrument dat wordt aangewend is de
rechtspersoon. Er is vrijwel geen vorm van georganiseerde
criminaliteit meer denkbaar zonder inbreng van deze rechtsfiguur.
In het bijzonder springt daarbij het misbruik van de BV in het oog.
In paragraaf 7.2 zullen we de schijnwerpers richten op de factoren
die het toezicht op de oprichting en het gebruik van deze
rechtspersoon bemoeilijken. In paragraaf 7.3 zal de aandacht
uitgaan naar de voordelen die andere rechtsvormen bieden, zoals de
stichting, de Delaware corporation en de Antilliaanse NV. De
laatste paragraaf van dit hoofdstuk is gereserveerd voor een
beschouwing over andere vormen van versluiering. Daarbij zal in het
bijzonder aandacht worden besteed aan eigendomsconstructies en de
figuur van de trust.
lees meer
Bijlage X – 6.5. RecapitulatieJanuary 1, 1999
6.5. Recapitulatie
Het schatten van de omvang van de schade die frauduleuze
praktijken teweegbrengen, is om uiteenlopende redenen een
moeilijke, en ten aanzien van een aantal fraudevormen zelfs een
onmogelijke opgave. Niettemin kan op basis van de beschikbare
gegevens worden geconcludeerd dat georganiseerde fraude diep
ingrijpt in het economische verkeer, waarbij in het geval van
fraudes met een symbiotische component niet alleen gedacht moet
worden aan de materile schade die teweeg wordt gebracht, maar ook
aan de verstoorde concurrentieverhoudingen die door toedoen van de
fraudeurs ontstaan. Hoewel dit op basis van het empirische
materiaal moeilijk in harde cijfers is uit te drukken, staat ook de
winstgevendheid van frauduleuze praktijken buiten kijf. In
combinatie met de relatief geringe pakkans in dit type van zaken –
aan fraudebestrijding wordt, zoals is uiteengezet in hoofdstuk 2,
geen hoge prioriteit toegekend – mag worden verondersteld dat het
(brede) fraudeterrein onverminderd aantrekkingskracht op criminele
groepen – en op legale bedrijven in het kader van
organisatiecriminaliteit – zal blijven uitoefenen.
lees meer
Bijlage X – 6.4. InvesteringenJanuary 1, 1999
6.4. Investeringen
Zoals eerder is aangegeven, is het wezenlijke onderscheid tussen
de levering van illegale goederen/diensten (zoals drugs) en het
illegale optreden op legale markten dat de eerste vorm van
activiteiten zich per definitie afspeelt in de ondergrondeconomie,
terwijl bij de tweede categorie de overgang tussen de onderwereld
en de bovenwereld veel vloeiender is. Dit onderscheid is niet
alleen van belang voor de organisatie-opbouw, modus operandi en
afscherming van de criminele groepen, maar ook voor de wijze waarop
de criminele winsten worden ge(her)nvesteerd. Grosso modo kan
worden gesteld dat fraudeurs gemakkelijker hun wederrechtelijk
verkregen voordeel in de reguliere economie kunnen investeren dan
drughandelaren. De laatsten moeten immers uit de ondergrondeconomie
naar boven klauteren, terwijl de eersten daar van origine al
zitten. De bedrijfsvormen die criminele groepen aanwenden om de
fraudeconstructie vorm te geven, kunnen met andere woorden evenzeer
gebruikt worden om de criminele inkomsten te verdoezelen c.q. een
schijnbaar wettige herkomst mee te geven.
lees meer
Bijlage X – 6.3. Wederrechtelijk verkregen voordeelJanuary 1, 1999
6.3. Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachten kan
vanzelfsprekend niet op n lijn worden gesteld met de toegebrachte
economische schade. Afgezien van sommige vormen van parasitaire
fraude – in het bijzonder die waarvoor een minimum aan logistieke
handelingen nodig is – ontlopen het schade- en het winstbedrag
elkaar meestal aanzienlijk. De investeringen die moeten worden
gedaan alvorens berhaupt tot het plegen van de strafbare feiten
over te kunnen gaan, de personeelskosten, enzovoort, zijn van
invloed op de uiteindelijk te behalen nettowinst. Die winst zal
vervolgens ook moeten worden gedeeld met eventuele medeverdachten.
Casus 11 vormt een goede illustratie van de wijze waarop het
brutovoordeel over alle bij de betreffende fraude betrokkenen kan
worden verdeeld.
lees meer
Bijlage X – 6.2. Aard en omvang van de schadeJanuary 1, 1999
6.2. Aard en omvang van de schade
Het bepalen van de omvang van de schade die individuele
benadeelden, ondernemingen, bedrijfstakken of, op het hoogste
niveau, nationale en supranationale overheden ondervinden van
fraudezaken is, om diverse redenen een heikel karwei. Zo is in
fraudezaken waarin een symbiose bestaat met de wettige
marktomgeving, vaak sprake van een driedeling: behalve
meeprofiterende marktpartijen is er sprake van direct aanwijsbare
gedupeerden en indirecte slachtoffers. De laatste groep bestaat uit
wettige deelnemers wier marktpositie als gevolg van de fraude onder
grote druk komt te staan. Een sprekend voorbeeld hiervan vormde het
opkopen van eigen produkten door een multinational die als gevolg
van een BTW-carrousel aanzienlijk in prijs waren gedaald. Deze
produkten werden uiteindelijk met aanzienlijke korting via de eigen
distributiekanalen op de markt gebracht. Het is een moeilijke, zo
niet onmogelijke opgave om deze vorm van schade in geldbedragen uit
te drukken.
lees meer
Bijlage X – 6.1. InleidingJanuary 1, 1999
6. SCHADE, OPBRENGSTEN EN BESTEDINGEN
6.1. Inleiding
Het laatste hoofdstuk van deel 1 staat in het teken van het door
de criminele groepen gegenereerde wederrechtelijk verkregen
voordeel en de wijze waarop dit besteed wordt. Deze vragen behoren
tot de moeilijkste uit het onderhavige onderzoek, aangezien in een
niet gering aantal fraudegevallen een duidelijk inzicht in de winst
en vermogenspositie van de betrokkenen ontbrak. Dit gebrek aan
kennis kan niet los worden gezien van het feit dat het concept van
financieel rechercheren – dat kort gezegd inhoudt dat behalve de
goederenstromen ook de geldstromen in beeld gebracht worden – pas
recentelijk ingang heeft gevonden bij de opsporingsinstanties en
het OM. Ook de wetgeving ter verruiming van de mogelijkheden tot
toepassing van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk
verkregen voordeel en andere vermogenssancties – die populair ook
wel wordt aangeduid als Plukze-wetgeving – vigeert pas sinds 1
maart 1993. Het nieuwe instrumentarium om criminele winsten af te
romen en de opsporing en vervolging van strafbare feiten gepaard te
laten gaan met een meer buitgerichte aanpak, is derhalve nog
slechts in beperkte mate beproefd.
lees meer
Bijlage X – 1.1. Onderzoeksvragen en begripsbepalingJanuary 1, 1999
1. INLEIDING
1.1. Onderzoeksvragen en begripsbepaling
In dit deelrapport wordt aandacht besteed aan illegaal optreden
in legale bedrijfstakken en sectoren. Georganiseerde criminaliteit
wordt al te gemakkelijk vereenzelvigd met de levering van illegale
goederen of diensten (drugs!). Ook in ons onderzoek neemt de
beschrijving van de drughandel een belangrijke plaats in. Maar er
is geen enkele reden om de analyse van de georganiseerde misdaad
hiertoe te beperken. Fraude in het handelsverkeer of oplichting van
banken kan eveneens aan de elementen van onze definitie van
georganiseerde misdaad voldoen. Deze criminele activiteiten, die
worden ontplooid binnen de reguliere sectoren van de economie,
vormen, althans indien zij voldoen aan de elementen van de
definitie, een integraal onderdeel van de problematiek van de
georganiseerde misdaad.
lees meer
Bijlage X – 5.5. RecapitulatieJanuary 1, 1999
5.5. Recapitulatie
In dit hoofdstuk is aandacht besteed aan de methoden van
afscherming die criminele groepen hanteren om zich gedupeerden en
controle- en opsporingsinstanties van het lijf te houden. Voor een
deel zijn de immuniseringsstrategien verweven met de aan de dag
gelegde modi operandi. Verschillende criminele groepen hebben
daarenboven met het oog op dreigende interventie van buitenaf
specifieke afweermechanismen ontwikkeld. Een aantal van de
bestudeerde dadergroepen bleek overigens nauwelijks te anticiperen
op een mogelijke ontrafeling van de fraudeconstructie.
lees meer
Bijlage X – 5.4. Afscherming in het licht van de
verschillende fraudevormenJanuary 1, 1999
5.4. Afscherming in het licht van de verschillende
fraudevormen
In de voorafgaande paragrafen is in algemene zin beschreven hoe
criminele groepen waarbij de kernactiviteiten gelegen zijn op
fraudegebied, zich tegen dreigende interventie van buitenaf
trachten in te dekken. Een vraag die resteert, is op welke wijze
parasitaire fraudevormen zich qua immuniseringsstrategie
onderscheiden van fraudes waarin sprake is van een symbiose met de
wettige marktomgeving. In deze paragraaf zal dit aspect nader
worden uitgewerkt, waarbij voor beide fraudetypen de meest
kenmerkende elementen van afscherming zullen worden aangestipt.
lees meer
Bijlage X – 5.3. De inbreng van derdenJanuary 1, 1999
5.3. De inbreng van derden
5.3.1. Onoorbare externe contacten bij de uitvoering van de
fraudeconstructie
Uit de bestudeerde fraudezaken kan worden afgeleid dat met enige
regelmaat een beroep wordt gedaan op personen die niet tot de
criminele organisatie gerekend kunnen worden, maar die van cruciaal
belang zijn voor de uitvoering van de fraudeconstructie. Zo zouden
de gevallen van oplichting van financile instellingen, zoals
beschreven in casus 4 en casus 17, niet mogelijk zijn geweest
zonder de medewerking van enkele bankemploys. Een ander voorbeeld
van verwijtbare betrokkenheid van een externe medewerker komt naar
voren in de volgende zaak.
lees meer
Bijlage X – 5.2. Beperking en manipulatie van
informatiestromenJanuary 1, 1999
5.2. Beperking en manipulatie van informatiestromen
In hoofdstuk 4 is in het kader van de bespreking van het interne
sanctiesysteem opgemerkt dat de leidinggevenden van de criminele
groepen van verschillende middelen gebruik kunnen maken om de
naleving van regels af te dwingen en de activiteiten van de
medewerkers te controleren. Daarbij is onder meer gewezen op
intimidatie van verbale of fysieke aard, het creren van een
afhankelijkheidsrelatie in psychische of financile zin, alsmede op
positieve sancties, zoals het in het vooruitzicht stellen van een
beloning voor zwijgzame medewerkers. Ondanks deze bindende
elementen blijft het gevaar aanwezig dat leden van het lagere
echelon minder betrouwbaar blijken dan aanvankelijk werd
verondersteld en dat kennis omtrent de fraudeconstructie weglekt
naar derden. Ter verkleining van dit risico kan de
informatiehuishouding zodanig worden ingericht dat de medewerkers
van de verschillende geledingen in het ongewisse gelaten worden van
elkaars activiteiten. In het volgende fraudegeval was dit aan de
orde.
lees meer
Bijlage X – 5.1. InleidingJanuary 1, 1999
5. AFSCHERMING
5.1. Inleiding
Nu in kaart is gebracht welke vormen van fraude zoal zijn
aangetroffen en welke dadergroepen zich aan deze vormen van
georganiseerde criminaliteit schuldig maken, dient een antwoord te
worden geformuleerd op de vraag op welke wijzen de criminele
groepen zich trachten af te schermen van gedupeerden en
opsporingsinstanties. In dit verband kan een onderscheid worden
gemaakt tussen maatregelen die betrekking hebben op de interne
organisatie, en afschermingsmethoden die gepaard gaan met de
inbreng van invloedrijke derden. Met het eerste wordt gedoeld op de
inspanningen van de fraudeurs de bedrijfsvoering zodanig vorm te
geven dat men zich zo veel mogelijk aan de controle van
marktpartijen en overheidsinstanties kan onttrekken. Het schuilgaan
achter rechtspersonen en andere faades en de beperking en
manipulatie van informatiestromen zijn hiervan de meest voorkomende
verschijningsvormen. In deel II van dit rapport (hoofdstuk 7 e.v.)
zal uitvoerig worden ingegaan op de wijzen waarop criminele groepen
– fraudeurs, maar ook andere typen van daders, zoals drughandelaren
– van rechtspersonen gebruik c.q. misbruik maken om hun rol in de
organisatie te maskeren en aansprakelijkheid te ontlopen. In dit
hoofdstuk (paragraaf 5.2) zal worden bezien hoe criminele groepen
hun informatiehuishouding inrichten teneinde interventie van
buitenaf te voorkomen. Behalve maatregelen in de sfeer van de
interne bedrijfsvoering, blijken niet zelden ook personen en/of
instanties van buiten de organisatie goedschiks of kwaadschiks een
rol in de afschermingsstrategie te vervullen. De betrokkenheid van
derden kent wederom een breed scala van verschijningsvormen. Het
spectrum varieert van het inschakelen van derden als integraal
onderdeel van de modus operandi, het aangaan van betrekkingen met
wetshandhavers, het zich omringen met financile en juridische
deskundigen tot aan het mobiliseren van maatschappelijke
tegenkrachten om strafrechtelijke vervolging en veroordeling te
voorkomen. De beschouwing over afscherming met behulp van derden
valt in twee delen uiteen. In paragraaf 5.3.1 zullen de onoorbare
externe contacten op uitvoerend niveau de revue passeren, dat wil
zeggen de betrekkingen die gericht zijn op een ongestoorde
voortzetting van de frauduleuze activiteiten en op tegenwerking van
mogelijke opsporingshandelingen. In paragraaf 5.3.2 zal worden
bezien op welke wijze een aantal fraudeurs zich structureel tracht
in te nestelen in bestaande sociale en culturele netwerken. Door
zich te omringen met vooraanstaande personen in de samenleving
wordt niet alleen de behoefte aan maatschappelijke erkenning tot op
zekere hoogte bevredigd, maar kan tevens het eventuele wantrouwen
van de reguliere markt en de opsporingsinstanties worden weggenomen
c.q. geneutraliseerd. In de laatste betekenis dienen contacten met
de bovenwereld zeker te worden beschouwd als een belangrijke vorm
van immunisering.
lees meer
Bijlage X – 4.5. RecapitulatieJanuary 1, 1999
4.5. Recapitulatie
Nadere bestudering van de dadergroepen die op fraudegebied
actief zijn, heeft uitgewezen dat fraudeurs een bont gezelschap
vormen: aan de ene kant van het spectrum vinden we afgegleden white
collar criminals en aan de andere zijde opgeklommen blue collar
criminals. De groep fraudeurs bestaat voor het merendeel uit
autochtone Nederlandse mannen, behorend tot de na-oorlogse
generatie.
lees meer
Bijlage X – 4.4. Gezagsstructuur en onderlinge
verhoudingenJanuary 1, 1999
4.4. Gezagsstructuur en onderlinge verhoudingen
4.4.1. Aard van de onderlinge samenwerking
Uit de casustiek kan worden afgeleid dat de meeste dadergroepen
die op fraudegebied actief zijn, niet kunnen worden beschouwd als
los van elkaar opererende entiteiten. Veeleer is de karakterisering
op zijn plaats van criminele netwerken: er is sprake van een
ons-kent-ons-circuit, waarbinnen n of meer personen op grond van
hun kennis, charisma en/of handelsgeest kunnen worden aangemerkt
als leidinggevend(en). Deze personen, al dan niet omringd door
stafmedewerkers, putten uit een reservoir van medewerkers die na
gedane zaken weer terugvloeien in de pool en aan andere
leidinggevenden ter beschikking staan. Vooral op de
flessentrekkerij-, BTW- en EU-fraudemarkt duiken vogels van diverse
pluimage op, die vaak ad hoc besluiten bepaalde combines te vormen.
Noot Dergelijke samenwerkingsverbanden zijn meestal geen
lang leven beschoren. Uit de bestudeerde fraudezaken valt af te
leiden dat aan menige vorm van criminele coperatie (door interne
verdeeldheid) een einde komt. Daarnaast kan het afsplitsen van
(staf)medewerkers die voor zichzelf willen beginnen, als een
potentile splijtzwam worden aangemerkt. Bedoelde medewerkers hebben
een tijd over de schouders van de leidinggevenden mee kunnen kijken
en zijn tot het inzicht gekomen dat de gehanteerde
fraudeconstructie nog veel lucratiever is wanneer zij geheel ten
eigen bate kan worden aangewend.
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>