IX – De branche van het wegtransport – 12.4 Waar zit de
smokkelwaar verstopt?January 1, 1999
12.4 Waar zit de smokkelwaar verstopt?
Volgens de Rijksverkeersinspectie lenen vooral de gewone vrachtauto
en de koelwagen zich het best voor smokkel. Criminele organisaties
schuwen over het algemeen de gewone en de gesoleerde tankwagen,
omdat dit voertuig teveel opvalt en niet snel en gemakkelijk te
laden en lossen is. Uit verschillende bronnen vernemen we dat
vooral koelwagens vaak gebruikt worden voor illegale
transporten, omdat ze meer bergplaats hebben en omdat transporten
van bederflijke goederen doorgaans meer haast hebben. Het
economisch belang van een snelle doorstroom in bepaalde sectoren –
zoals de export van verse bloemen – is zo groot, dat er nauwelijks
wordt gecontroleerd. Als er wel controle plaatsvindt, krijgen deze
spoedvrachten voorrang en wordt de peiling uitermate snel, en dus
minder grondig, uitgevoerd. Omdat de investeringskosten van
dergelijke wagens hoog zijn, is een terugvracht extra belangrijk
(Erents, 1994). Bovendien zijn – volgens een gesprekspartner –
bepaalde veilingen van verse produkten zeer gesloten werelden, waar
controle moeilijk is. De smokkelwaar wordt vaak in het
kopschot van de koelwagen verstopt, daar waar de koelmotoren
staan. Dat een hash-hond weinig tot niks ruikt bij
vriestemperatuur, is voor de smokkelaar voordelig. Achter het
kopschot wordt een tweede binnenwandje gebouwd waardoor de wagen
extra bergruimte krijgt. Er zijn gevallen bekend waarin niet minder
dan vijf ton hash achter het kopschot werd vervoerd, zo blijkt uit
politiegegevens. Dit is overigens niet zonder risico, want het
extra gewicht drukt op de vooras en bij een bocht kan de
vrachtwagencombinatie gaan scharen. Verder kan smokkelwaar in het
chassis worden verstopt: bij de meeste wagens is dit
hydraulisch op te krikken en ontstaat zo een lege ruimte van
ongeveer zestig centimeter die van buiten onzichtbaar is. Daar gaat
op de heenweg vulmateriaal in, zoals zand, zodat het gewicht bij
controle klopt. Ook zit de smokkelwaar in holle PVC-pijpen die in
het opgepompte chassis worden gerold. Een geprepareerde
brandstoftank biedt eveneens ruimte voor smokkelwaar, zo
blijkt uit politiegegevens. Een andere veel toegepaste methode is
het verwijderen van het isolatiemateriaal uit het dakschot
van de wagen: hierdoor onstaat een lege ruimte onder het plafond
over de gehele breedte van de wagen. Op de heenrit zitten hier dan
bij voorbeeld betonnen tegels tussen.
lees meer
IX – De branche van het wegtransport – 4. DE ECONOMISCHE
POSITIE VAN NEDERLANDSE TRANSPORTONDERNEMINGENJanuary 1, 1999
4. DE ECONOMISCHE POSITIE VAN NEDERLANDSE
TRANSPORTONDERNEMINGEN
Driekwart van alle internationaal actieve vervoersbedrijven en
de helft van de nationale transportondernemingen zullen in 1994 in
de rode cijfers duiken, raamde Transport en Logistiek Nederland in
haar verslag over het eerste kwartaal van 1994 (TLN, 1994). Het
jaar daarvoor lagen die percentages nog een stuk lager,
respectievelijk 49 en 43 procent (Nota TLN, 1994). Toch lijken de
jongste cijfers niet zo dramatisch. In dit hoofdstukje worden de
bedrijfsresultaten van Nederlandse transportondernemingen bekeken
aan de hand van rentabiliteitscijfers, het aantal faillissementen,
de vrachtwagenverkoop en de werkgelegenheid in de branche.
lees meer
IX – De zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol – 4. DE
HAVENS ALS AAN- EN DOORVOERROUTES VOOR ILLEGALE MARKTENJanuary 1, 1999
4. DE HAVENS ALS AAN- EN DOORVOERROUTES VOOR ILLEGALE
MARKTEN
De smokkel van drugs en andere illegale goederen houdt de
opsporingsdiensten van de haven Rotterdam al vele jaren bezig. In
1928 stelde de Rotterdamse politie een bijzondere opiumrecherche
in, die in vrij korte tijd vele arrestaties van smokkelaars op haar
conto kon schrijven. De toenmalige hoofdcommissaris van politie
Sirks voorspelde in dat verband dat de Rotterdamse haven een
belangrijk knooppunt van de internationale drugshandel zou worden.
Hij heeft gelijk gekregen, al zal hij de omvang daarvan nooit
hebben kunnen vermoeden. Zijn gelijk houdt echter niet in dat
alleen en uitsluitend Nederlandse havens voor de aan- en
doorvoer van illegale goederen en mensen worden gebruikt. Andere
zeehavens als Antwerpen, Marseille, Malaga, Singapore, New York en
Hamburg zijn eveneens in de aanvoerroutes opgenomen en via de
luchthavens van Londen, Zrich of Frankfurt wordt eveneens
gesmokkeld. Er mag echter worden aangenomen dat de Nederlandse
havens meer dan havens van andere landen worden gebruikt, omdat
daar de grootste legale goederen- en personenstromen samen komen.
De omvang van de smokkel wordt derhalve voor een belangrijk deel
bepaald door de omvang en de kwaliteit van de legale
transportfaciliteiten die deze havens bieden.
lees meer
IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 7.
SAMENVATTING EN CONCLUSIESJanuary 1, 1999
7. SAMENVATTING EN CONCLUSIES
In deze deelstudie hebben wij kunnen zien dat de economische
druk op de autobranche verder toeneemt. De automarkt lijkt
verzadigd. De vraag naar nieuwe auto’s zal als gevolg van de
toenemende kosten afnemen en die naar gebruikte personenwagens zal
stijgen. Om aan de druk van de omstandigheden het hoofd te kunnen
bieden kunnen garages en dealers hun toevlucht nemen tot allerlei
vormen van organisatiecriminaliteit waarmee een extra inkomen voor
het bedrijf kan worden verkregen. De invoering van de Nationale
Auto Pas zal het opschroeven van de prijs voor gebruikte
personenwagens in de toekomst tegen moeten gaan. In deze deelstudie
is beredeneerd dat een deel van de gestolen personenauto’s zijn weg
vindt via de legale branche naar de Nederlandse klant en een ander
deel naar het buitenland, in het bijzonder naar het voormalig
Oostblok.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.1.
InleidingJanuary 1, 1999
4. CRIMINALITEIT IN DE HORECA
4.1. Inleiding: kwetsbaarheid in de branche
Uit het voorgaande blijkt dat de horeca over het algemeen een
goed lopende, bloeiende sector is waar veel geld in omgaat. Mede
vanwege de lage toetredingseisen komen er nog steeds veel cafs,
restaurants en snackbars bij en hun gezamelijke omzet stijgt. Het
is een financieel interessante branche waarin veel verdiend wordt.
Recapituleren we nu het voorgaande, dan zijn er ook omstandigheden
die de branche kwetsbaar maken. De gemakkelijke
toetredingsvoorwaarden trekken veel onervaren en laag opgeleide
ondernemers aan die niet altijd opgewassen zijn tegen de realiteit
van het horecabedrijf. Vooral voor de kleinere bedrijven in de
grote steden wordt de spoeling steeds dunner en is de concurrentie
zwaar. Ruim een kwart van de cafetariahouders heeft directe
concurrentie van vijf of meer andere snackbaruitbaters, nog eens 60
procent ondervindt broodstrijd van n tot vijf collega-ondernemers
(Lenting en partners, 1991). De modegevoeligheid van het
uitgaanspubliek vergt ondernemersinzicht n kapitaal voor nieuwe
investeringen. Door een stijging van de kosten balanceert een
aantal kleine horecabedrijven op de grens van het faillissement. De
toenemende plaatsingsbeperking van speelautomaten, kan voor velen
de zaak naar de verkeerde kant doen overhellen. Minder vermogende
horeca-uitbaters vinden hun financiering zelden bij de reguliere
geldinstellingen en zijn aangewezen op leningen van brouwerijen en
– in toenemende mate van speelautomatenexploitanten. Zo worden
velen van hen afhankelijk van geldschieters die hun financile
belangen in deze sector hebben geconcentreerd. Vooral de zwakke
broeders onder de horeca-exploitanten hebben hierin weinig keus.
Horecagelegenheden zijn publiek toegankelijke ontmoetingspunten,
waar mensen van divers pluimage samenkomen; zowel voor legale als
voor minder legale zaken. De horeca biedt mensen de gelegenheid om
in betrekkelijke anonimiteit bijeen te komen en die mogelijkheid
wordt ook aangegrepen door kopers, helers en handelaars. Inspelend
op de niet aflatende vraag naar drugs en goedkope goederen, vinden
zij in de horeca een levendige afzet- en handelsmarkt. De doorgaans
harmonieuze samenkomst van vraag en aanbod kent ook
negatieve bijprodukten. Het drank- en drugsgebruik onder
horecabezoekers kan, in combinatie met het toenemende wapenbezit,
leiden tot uitwassen en ordeverstoringen. Ook de onderlinge
concurrentiestrijd tussen de handelaren wordt in de horeca
uitgevochten. In een maatschappij waarin het wapen- en
geweldsgebruik toeneemt, onstaan er al snel
beheersingsproblemen.
lees meer
IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.6. De
VANJanuary 1, 1999
6.6. De VAN
De VAN – de Vereniging Automatenhandel Nederland – bestaat sinds
1971 en verenigt iets meer dan de helft van alle
speelautomatenhandelaren (400 van de 850). Samen exploiteren de
VAN-leden tachtig procent van
alle speelautomaten in Nederland, wat er op wijst dat de meeste
grotere bedrijven bij de VAN zijn aangesloten. De organisatie
streeft vooral naar eenduidigheid in het beleid; de huidige grote
gemeentelijke beslissingsbevoegdheid in de regels rond het gokken
leidt volgens de VAN tot willekeur en rechtsongelijkheid. Voorts
wil de organisatie dat de speelautomatenwereld een politiek
aanvaarde en maatschappelijk geaccepteerd en gerespecteerde branche
wordt. De vereniging begon enkele jaren terug een sterke lobby om
de negatieve beeldvorming die aan de sector kleeft te bestrijden.
De branche moet en wil de verantwoordelijkheid nemen voor haar
eigen vuil, zo schrijft de organisatie in haar beleidsplan
(VAN, 1989: 13). De VAN-leden verplichten zich tot het handhaven
van strengere voorwaarden rond de exploitatie van speelautomaten
dan door de overheid wordt geist; zelfregulering. Zo geldt er bij
de amusementshallen van VAN-leden een minimumleeftijd van 18 jaar,
in plaats van 16 jaar elders. Ook is de VAN organisator van de
cursus vroegsignalering van problematisch gokken aan de
Jellinek-kliniek. Daarnaast probeert de VAN gemeentelijke
convenanten af te sluiten omtrent het gokbeleid.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 3.3. De vakbondenJanuary 1, 1999
3.3. De vakbonden
Juist in zo’n arbeidsintensieve bedrijfstak als de
bouwnijverheid is het niet verwonderlijk dat vakbonden van
werknemers een prominente plaats innemen. In Nederland heeft de
vakbond een lange historie achter zich. Zij heeft zich een
legitieme en invloedrijke positie verworven die voor een belangrijk
deel binnen een verzuilde samenleving gestalte heeft gekregen. In
1872 werd de eerste vakcentrale opgericht: het Algemeen Nederlands
Werkliedenverbond (ANWV). Deze organisatie heeft de kiem gelegd
voor drie belangrijke stromingen in de vakbeweging: de
socialistische, de katholieke en de protestantse. De eerste
afsplitsing van de ANWV kwam in 1881 bij de oprichting van de SDB
van Domela Nieuwenhuis en resulteerde in 1906 in het NVV. De eerste
protestants-christelijke vakbond was het Patrimonium van Klaas
Kater, waarna na drie jaar het CNV werd opgericht dat een meer
interconfessioneel karakter had. De katholieke evenknie werd vlak
voor de pauselijke Encycliek Rerum Novarum in 1888
opgericht. In 1925 werden verschillende katholieke vakbonden
samengevoegd tot het Rooms Katholiek Werkliedenverbond (het latere
NKV). Tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog legden de
werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties, ieder vanuit hun
eigen verantwoordelijkheid, zich toe op samenwerking. Die
samenwerking resulteerde onder andere in de oprichting van de SER
en van de invoering van een geleide loonpolitiek. In tegenstelling
tot de VS is van een harde, laat staan gewelddadige strijd in
Nederland nooit sprake geweest. Vakbonden zijn er in Nederland
altijd op uit geweest via onderhandelingen met werkgevers hun
doelen te bereiken. Stakingen, werkonderbrekingen, enzovoort werden
zo lang mogelijk uitgesteld en als uiterste pressiemiddel gezien en
ingezet. En was er sprake van een staking dan werd die altijd
gecordineerd door de vakbonden. Wilde stakingen wilden kaderleden
en bestuurders van vakbonden altijd zo veel voorkomen. In
tegenstelling tot de Verenigde Staten is van het toepassen van
geweld als strategie nimmer sprake geweest.
lees meer
IX – De bouwnijverheid – 7.2. Infiltratie en afpersing van
vakbondenJanuary 1, 1999
7.2. Infiltratie en afpersing van vakbonden
In Nederland hebben de vakbonden een belangrijke en legitieme
positie in de samenleving verworven als belangenbehartiger van de
werknemers. Deze positie is voornamelijk verkregen door een
jarenlange coperatieve opstelling ten opzichte van de overheid en
de werkgevers in Nederland, zonder overigens de eigen
verantwoordelijkheid en de eigen belangen uit het oog te verliezen.
De vakbonden, ook die in de bouwnijverheid actief zijn, hebben geen
gewelddadige historie achter zich. Er bestaat een hoge
organisatiegraad van de beide bouwbonden van het FNV en het CNV.
Meer dan de helft van alle bouwvakkers in Nederland is lid van een
van de bonden.
lees meer
IX – De afvalverwerkingsbranche – 5.6. De invloed van de
branche-organisatiesJanuary 1, 1999
5.6. De invloed van de branche-organisaties
In paragraaf 5.1 is aangegeven dat de overheid de laatste jaren
steeds grotere waarde is gaan hechten aan onderhandelingen met
ondernemingen om de afvalverwerking beter te organiseren. Daartoe
heeft de overheid het doelgroepenbeleid ontwikkeld waarbij zij als
gelijkwaardige partner met vertegenwoordigers van elke
afzonderlijke doelgroep onderhandelt over doelstellingen in het
milieubeleid. Deze vertegenwoordigers worden ook nadrukkelijk in
hun hoedanigheid van disciplineerder van hun tak van de
afvalbranche tegemoet getreden. Deze onderhandelingen gebeuren op
basis van consensus, wat inhoudt dat de overheid altijd water bij
de wijn moet doen omdat de branche-vertegenwoordigers zeggen dat
bepaalde wensen op dat moment (nog) niet kunnen worden
gerealiseerd. Deze benvloeding door de branche-organisaties gaat
verder. Ook de beleidsvoorbereiding van de overheid krijgt te maken
met hun invloed. Zo mag het volgende voorbeeld een en ander
verduidelijken.Een bedrijf ziet wel wat in de recycling van plastic
koffiebekertjes. Om winst te kunnen behalen is de aanvoer van grote
hoeveelheden koffiebekertjes gewenst. Hoe kan zo’n bedrijf de
aanvoer garanderen? In ieder geval moet het bedrijf op de n of
andere manier er voor zorgen dat koffiebekertjes niet meer mogen
worden gestort. In het overleg met de overheid en zijn
branche-organisatie wordt door de branche-organisatie (waarvan de
directeur van het bedrijf in het bestuur zit) er bij de overheid op
aangedrongen dat de stort van koffiebekertjes uit milieuhyginisch
standpunt onverantwoord is en dat er een inzamelingssysteem moet
komen. De overheid moet dit idee wel overnemen (want het is goed
voor het milieu!) en laat het in de beleidsnota’s opnemen en stelt
vervolgens de afgifte aan het bedrijf verplicht omdat dit bedrijf
de enige is die zulke hoeveelheden bekertjes kan verwerken. Zo
heeft het bedrijf via de branche-organisatie zijn zin gekregen door
een probleem te creren en direct een oplossing aan te bieden.
Misschien krijgt het van die zelfde overheid daarvoor ook nog
subsidie!
lees meer
IX – De verzekeringsbranche – VOORWOORDJanuary 1, 1999
Gerben Bruinsma Universiteit Twente
VOORWOORD
De verzekeringsmaatschappijen klagen al jaren steen en been over
het feit dat zij de financile gevolgen van de toenemende
criminaliteit voor hun rekening moeten nemen. In diverse
publikaties melden vertegenwoordigers van
verzekeringsmaatschappijen dat Nederlandse burgers het niet zo nauw
meer nemen met het indienen van een schadeclaim. Zij zouden
majoreren, fingeren of valse claims indienen om wat geld te
verdienen ten koste van een onpersoonlijk slachtoffer. Als gevolg
van fraudes op grote schaal zijn de verzekeringsmaatschappijen
gedwongen de premies elk jaar weer te verhogen om de toenemende
uitgaven op te kunnen vangen.
lees meer
IX – De wildlifebranche – 3.2. Soorten van criminele
activiteitenJanuary 1, 1999
3.2. Soorten van criminele activiteiten
Om de illegale handel in wildlife produkten vorm te geven moeten
verschillende soorten criminele handelingen worden verricht: 1) het
smokkelen van dieren en/of planten; 2) het valselijk opmaken of
vervalsen van vereiste CITES-documenten en het gebruik daarvan en
3) het omkopen van overheidsvertegenwoordigers. De smokkel
van levende dieren vereist veel vernuft, creativiteit en kennis bij
de smokkelaars. Handelaren moeten goed op de hoogte zijn van de
CITES-lijsten. Zij moeten beschikken over kennis van het produkt
(tropische vissen, reptielen, vogels, katachtigen en primaten), zij
moeten op de hoogte zijn van de zwakke plekken in het
internationale wildlife- beleid, de internationale wetgeving en van
de verschillen daarin tussen landen en, ten slotte, van de
opsporingsinstanties en hun werkwijzen.
lees meer
Eindrapport – 10.4 De Delta-methodeJanuary 1, 1999
10.4 De Delta-methode
10.4.1 Uitvoering Delta-methode
A. Delta-methode onverantwoord
lees meer
<< oudere artikelen nieuwere artikelen >>