• Buro Jansen & Janssen, gewoon inhoud!
    Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, overheid in Nederland en de EU kritisch volgt. Een grondrechten kollektief dat al 40 jaar, sinds 1984, publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, veiligheid in breedste zin, bevoegdheden, overheidsoptreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • IX – De branche van het wegtransport – 12.4 Waar zit de smokkelwaar verstopt?

    12.4 Waar zit de smokkelwaar verstopt?

    Volgens de Rijksverkeersinspectie lenen vooral de gewone vrachtauto
    en de koelwagen zich het best voor smokkel. Criminele organisaties
    schuwen over het algemeen de gewone en de gesoleerde tankwagen,
    omdat dit voertuig teveel opvalt en niet snel en gemakkelijk te
    laden en lossen is. Uit verschillende bronnen vernemen we dat
    vooral koelwagens vaak gebruikt worden voor illegale
    transporten, omdat ze meer bergplaats hebben en omdat transporten
    van bederflijke goederen doorgaans meer haast hebben. Het
    economisch belang van een snelle doorstroom in bepaalde sectoren –
    zoals de export van verse bloemen – is zo groot, dat er nauwelijks
    wordt gecontroleerd. Als er wel controle plaatsvindt, krijgen deze
    spoedvrachten voorrang en wordt de peiling uitermate snel, en dus
    minder grondig, uitgevoerd. Omdat de investeringskosten van
    dergelijke wagens hoog zijn, is een terugvracht extra belangrijk
    (Erents, 1994). Bovendien zijn – volgens een gesprekspartner –
    bepaalde veilingen van verse produkten zeer gesloten werelden, waar
    controle moeilijk is. De smokkelwaar wordt vaak in het
    kopschot van de koelwagen verstopt, daar waar de koelmotoren
    staan. Dat een hash-hond weinig tot niks ruikt bij
    vriestemperatuur, is voor de smokkelaar voordelig. Achter het
    kopschot wordt een tweede binnenwandje gebouwd waardoor de wagen
    extra bergruimte krijgt. Er zijn gevallen bekend waarin niet minder
    dan vijf ton hash achter het kopschot werd vervoerd, zo blijkt uit
    politiegegevens. Dit is overigens niet zonder risico, want het
    extra gewicht drukt op de vooras en bij een bocht kan de
    vrachtwagencombinatie gaan scharen. Verder kan smokkelwaar in het
    chassis worden verstopt: bij de meeste wagens is dit
    hydraulisch op te krikken en ontstaat zo een lege ruimte van
    ongeveer zestig centimeter die van buiten onzichtbaar is. Daar gaat
    op de heenweg vulmateriaal in, zoals zand, zodat het gewicht bij
    controle klopt. Ook zit de smokkelwaar in holle PVC-pijpen die in
    het opgepompte chassis worden gerold. Een geprepareerde
    brandstoftank biedt eveneens ruimte voor smokkelwaar, zo
    blijkt uit politiegegevens. Een andere veel toegepaste methode is
    het verwijderen van het isolatiemateriaal uit het dakschot
    van de wagen: hierdoor onstaat een lege ruimte onder het plafond
    over de gehele breedte van de wagen. Op de heenrit zitten hier dan
    bij voorbeeld betonnen tegels tussen.

    lees meer

    IX – De branche van het wegtransport – 4. DE ECONOMISCHE POSITIE VAN NEDERLANDSE TRANSPORTONDERNEMINGEN

    4. DE ECONOMISCHE POSITIE VAN NEDERLANDSE
    TRANSPORTONDERNEMINGEN

    Driekwart van alle internationaal actieve vervoersbedrijven en
    de helft van de nationale transportondernemingen zullen in 1994 in
    de rode cijfers duiken, raamde Transport en Logistiek Nederland in
    haar verslag over het eerste kwartaal van 1994 (TLN, 1994). Het
    jaar daarvoor lagen die percentages nog een stuk lager,
    respectievelijk 49 en 43 procent (Nota TLN, 1994). Toch lijken de
    jongste cijfers niet zo dramatisch. In dit hoofdstukje worden de
    bedrijfsresultaten van Nederlandse transportondernemingen bekeken
    aan de hand van rentabiliteitscijfers, het aantal faillissementen,
    de vrachtwagenverkoop en de werkgelegenheid in de branche.

    lees meer

    IX – De zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol – 4. DE HAVENS ALS AAN- EN DOORVOERROUTES VOOR ILLEGALE MARKTEN

    4. DE HAVENS ALS AAN- EN DOORVOERROUTES VOOR ILLEGALE
    MARKTEN

    De smokkel van drugs en andere illegale goederen houdt de
    opsporingsdiensten van de haven Rotterdam al vele jaren bezig. In
    1928 stelde de Rotterdamse politie een bijzondere opiumrecherche
    in, die in vrij korte tijd vele arrestaties van smokkelaars op haar
    conto kon schrijven. De toenmalige hoofdcommissaris van politie
    Sirks voorspelde in dat verband dat de Rotterdamse haven een
    belangrijk knooppunt van de internationale drugshandel zou worden.
    Hij heeft gelijk gekregen, al zal hij de omvang daarvan nooit
    hebben kunnen vermoeden. Zijn gelijk houdt echter niet in dat
    alleen en uitsluitend Nederlandse havens voor de aan- en
    doorvoer van illegale goederen en mensen worden gebruikt. Andere
    zeehavens als Antwerpen, Marseille, Malaga, Singapore, New York en
    Hamburg zijn eveneens in de aanvoerroutes opgenomen en via de
    luchthavens van Londen, Zrich of Frankfurt wordt eveneens
    gesmokkeld. Er mag echter worden aangenomen dat de Nederlandse
    havens meer dan havens van andere landen worden gebruikt, omdat
    daar de grootste legale goederen- en personenstromen samen komen.
    De omvang van de smokkel wordt derhalve voor een belangrijk deel
    bepaald door de omvang en de kwaliteit van de legale
    transportfaciliteiten die deze havens bieden.

    lees meer

    IX – De autobranche en de (vracht)autocriminaliteit – 7. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

    7. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

    In deze deelstudie hebben wij kunnen zien dat de economische
    druk op de autobranche verder toeneemt. De automarkt lijkt
    verzadigd. De vraag naar nieuwe auto’s zal als gevolg van de
    toenemende kosten afnemen en die naar gebruikte personenwagens zal
    stijgen. Om aan de druk van de omstandigheden het hoofd te kunnen
    bieden kunnen garages en dealers hun toevlucht nemen tot allerlei
    vormen van organisatiecriminaliteit waarmee een extra inkomen voor
    het bedrijf kan worden verkregen. De invoering van de Nationale
    Auto Pas zal het opschroeven van de prijs voor gebruikte
    personenwagens in de toekomst tegen moeten gaan. In deze deelstudie
    is beredeneerd dat een deel van de gestolen personenauto’s zijn weg
    vindt via de legale branche naar de Nederlandse klant en een ander
    deel naar het buitenland, in het bijzonder naar het voormalig
    Oostblok.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 4.1. Inleiding

    4. CRIMINALITEIT IN DE HORECA

    4.1. Inleiding: kwetsbaarheid in de branche

    Uit het voorgaande blijkt dat de horeca over het algemeen een
    goed lopende, bloeiende sector is waar veel geld in omgaat. Mede
    vanwege de lage toetredingseisen komen er nog steeds veel cafs,
    restaurants en snackbars bij en hun gezamelijke omzet stijgt. Het
    is een financieel interessante branche waarin veel verdiend wordt.
    Recapituleren we nu het voorgaande, dan zijn er ook omstandigheden
    die de branche kwetsbaar maken. De gemakkelijke
    toetredingsvoorwaarden trekken veel onervaren en laag opgeleide
    ondernemers aan die niet altijd opgewassen zijn tegen de realiteit
    van het horecabedrijf. Vooral voor de kleinere bedrijven in de
    grote steden wordt de spoeling steeds dunner en is de concurrentie
    zwaar. Ruim een kwart van de cafetariahouders heeft directe
    concurrentie van vijf of meer andere snackbaruitbaters, nog eens 60
    procent ondervindt broodstrijd van n tot vijf collega-ondernemers
    (Lenting en partners, 1991). De modegevoeligheid van het
    uitgaanspubliek vergt ondernemersinzicht n kapitaal voor nieuwe
    investeringen. Door een stijging van de kosten balanceert een
    aantal kleine horecabedrijven op de grens van het faillissement. De
    toenemende plaatsingsbeperking van speelautomaten, kan voor velen
    de zaak naar de verkeerde kant doen overhellen. Minder vermogende
    horeca-uitbaters vinden hun financiering zelden bij de reguliere
    geldinstellingen en zijn aangewezen op leningen van brouwerijen en
    – in toenemende mate van speelautomatenexploitanten. Zo worden
    velen van hen afhankelijk van geldschieters die hun financile
    belangen in deze sector hebben geconcentreerd. Vooral de zwakke
    broeders onder de horeca-exploitanten hebben hierin weinig keus.
    Horecagelegenheden zijn publiek toegankelijke ontmoetingspunten,
    waar mensen van divers pluimage samenkomen; zowel voor legale als
    voor minder legale zaken. De horeca biedt mensen de gelegenheid om
    in betrekkelijke anonimiteit bijeen te komen en die mogelijkheid
    wordt ook aangegrepen door kopers, helers en handelaars. Inspelend
    op de niet aflatende vraag naar drugs en goedkope goederen, vinden
    zij in de horeca een levendige afzet- en handelsmarkt. De doorgaans
    harmonieuze samenkomst van vraag en aanbod kent ook
    negatieve bijprodukten. Het drank- en drugsgebruik onder
    horecabezoekers kan, in combinatie met het toenemende wapenbezit,
    leiden tot uitwassen en ordeverstoringen. Ook de onderlinge
    concurrentiestrijd tussen de handelaren wordt in de horeca
    uitgevochten. In een maatschappij waarin het wapen- en
    geweldsgebruik toeneemt, onstaan er al snel
    beheersingsproblemen.

    lees meer

    IX – De branches horeca en gokautomaten – 6.6. De VAN

    6.6. De VAN

    De VAN – de Vereniging Automatenhandel Nederland – bestaat sinds
    1971 en verenigt iets meer dan de helft van alle
    speelautomatenhandelaren (400 van de 850). Samen exploiteren de
    VAN-leden tachtig procent van
    alle speelautomaten in Nederland, wat er op wijst dat de meeste
    grotere bedrijven bij de VAN zijn aangesloten. De organisatie
    streeft vooral naar eenduidigheid in het beleid; de huidige grote
    gemeentelijke beslissingsbevoegdheid in de regels rond het gokken
    leidt volgens de VAN tot willekeur en rechtsongelijkheid. Voorts
    wil de organisatie dat de speelautomatenwereld een politiek
    aanvaarde en maatschappelijk geaccepteerd en gerespecteerde branche
    wordt. De vereniging begon enkele jaren terug een sterke lobby om
    de negatieve beeldvorming die aan de sector kleeft te bestrijden.
    De branche moet en wil de verantwoordelijkheid nemen voor haar
    eigen vuil
    , zo schrijft de organisatie in haar beleidsplan
    (VAN, 1989: 13). De VAN-leden verplichten zich tot het handhaven
    van strengere voorwaarden rond de exploitatie van speelautomaten
    dan door de overheid wordt geist; zelfregulering. Zo geldt er bij
    de amusementshallen van VAN-leden een minimumleeftijd van 18 jaar,
    in plaats van 16 jaar elders. Ook is de VAN organisator van de
    cursus vroegsignalering van problematisch gokken aan de
    Jellinek-kliniek. Daarnaast probeert de VAN gemeentelijke
    convenanten af te sluiten omtrent het gokbeleid.

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 3.3. De vakbonden

    3.3. De vakbonden

    Juist in zo’n arbeidsintensieve bedrijfstak als de
    bouwnijverheid is het niet verwonderlijk dat vakbonden van
    werknemers een prominente plaats innemen. In Nederland heeft de
    vakbond een lange historie achter zich. Zij heeft zich een
    legitieme en invloedrijke positie verworven die voor een belangrijk
    deel binnen een verzuilde samenleving gestalte heeft gekregen. In
    1872 werd de eerste vakcentrale opgericht: het Algemeen Nederlands
    Werkliedenverbond (ANWV). Deze organisatie heeft de kiem gelegd
    voor drie belangrijke stromingen in de vakbeweging: de
    socialistische, de katholieke en de protestantse. De eerste
    afsplitsing van de ANWV kwam in 1881 bij de oprichting van de SDB
    van Domela Nieuwenhuis en resulteerde in 1906 in het NVV. De eerste
    protestants-christelijke vakbond was het Patrimonium van Klaas
    Kater, waarna na drie jaar het CNV werd opgericht dat een meer
    interconfessioneel karakter had. De katholieke evenknie werd vlak
    voor de pauselijke Encycliek Rerum Novarum in 1888
    opgericht. In 1925 werden verschillende katholieke vakbonden
    samengevoegd tot het Rooms Katholiek Werkliedenverbond (het latere
    NKV). Tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog legden de
    werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties, ieder vanuit hun
    eigen verantwoordelijkheid, zich toe op samenwerking. Die
    samenwerking resulteerde onder andere in de oprichting van de SER
    en van de invoering van een geleide loonpolitiek. In tegenstelling
    tot de VS is van een harde, laat staan gewelddadige strijd in
    Nederland nooit sprake geweest. Vakbonden zijn er in Nederland
    altijd op uit geweest via onderhandelingen met werkgevers hun
    doelen te bereiken. Stakingen, werkonderbrekingen, enzovoort werden
    zo lang mogelijk uitgesteld en als uiterste pressiemiddel gezien en
    ingezet. En was er sprake van een staking dan werd die altijd
    gecordineerd door de vakbonden. Wilde stakingen wilden kaderleden
    en bestuurders van vakbonden altijd zo veel voorkomen. In
    tegenstelling tot de Verenigde Staten is van het toepassen van
    geweld als strategie nimmer sprake geweest.

    lees meer

    IX – De bouwnijverheid – 7.2. Infiltratie en afpersing van vakbonden

    7.2. Infiltratie en afpersing van vakbonden

    In Nederland hebben de vakbonden een belangrijke en legitieme
    positie in de samenleving verworven als belangenbehartiger van de
    werknemers. Deze positie is voornamelijk verkregen door een
    jarenlange coperatieve opstelling ten opzichte van de overheid en
    de werkgevers in Nederland, zonder overigens de eigen
    verantwoordelijkheid en de eigen belangen uit het oog te verliezen.
    De vakbonden, ook die in de bouwnijverheid actief zijn, hebben geen
    gewelddadige historie achter zich. Er bestaat een hoge
    organisatiegraad van de beide bouwbonden van het FNV en het CNV.
    Meer dan de helft van alle bouwvakkers in Nederland is lid van een
    van de bonden.

    lees meer

    IX – De afvalverwerkingsbranche – 5.6. De invloed van de branche-organisaties

    5.6. De invloed van de branche-organisaties

    In paragraaf 5.1 is aangegeven dat de overheid de laatste jaren
    steeds grotere waarde is gaan hechten aan onderhandelingen met
    ondernemingen om de afvalverwerking beter te organiseren. Daartoe
    heeft de overheid het doelgroepenbeleid ontwikkeld waarbij zij als
    gelijkwaardige partner met vertegenwoordigers van elke
    afzonderlijke doelgroep onderhandelt over doelstellingen in het
    milieubeleid. Deze vertegenwoordigers worden ook nadrukkelijk in
    hun hoedanigheid van disciplineerder van hun tak van de
    afvalbranche tegemoet getreden. Deze onderhandelingen gebeuren op
    basis van consensus, wat inhoudt dat de overheid altijd water bij
    de wijn moet doen omdat de branche-vertegenwoordigers zeggen dat
    bepaalde wensen op dat moment (nog) niet kunnen worden
    gerealiseerd. Deze benvloeding door de branche-organisaties gaat
    verder. Ook de beleidsvoorbereiding van de overheid krijgt te maken
    met hun invloed. Zo mag het volgende voorbeeld een en ander
    verduidelijken.Een bedrijf ziet wel wat in de recycling van plastic
    koffiebekertjes. Om winst te kunnen behalen is de aanvoer van grote
    hoeveelheden koffiebekertjes gewenst. Hoe kan zo’n bedrijf de
    aanvoer garanderen? In ieder geval moet het bedrijf op de n of
    andere manier er voor zorgen dat koffiebekertjes niet meer mogen
    worden gestort. In het overleg met de overheid en zijn
    branche-organisatie wordt door de branche-organisatie (waarvan de
    directeur van het bedrijf in het bestuur zit) er bij de overheid op
    aangedrongen dat de stort van koffiebekertjes uit milieuhyginisch
    standpunt onverantwoord is en dat er een inzamelingssysteem moet
    komen. De overheid moet dit idee wel overnemen (want het is goed
    voor het milieu!) en laat het in de beleidsnota’s opnemen en stelt
    vervolgens de afgifte aan het bedrijf verplicht omdat dit bedrijf
    de enige is die zulke hoeveelheden bekertjes kan verwerken. Zo
    heeft het bedrijf via de branche-organisatie zijn zin gekregen door
    een probleem te creren en direct een oplossing aan te bieden.
    Misschien krijgt het van die zelfde overheid daarvoor ook nog
    subsidie!

    lees meer

    IX – De verzekeringsbranche – VOORWOORD

    Gerben Bruinsma Universiteit Twente

    VOORWOORD

    De verzekeringsmaatschappijen klagen al jaren steen en been over
    het feit dat zij de financile gevolgen van de toenemende
    criminaliteit voor hun rekening moeten nemen. In diverse
    publikaties melden vertegenwoordigers van
    verzekeringsmaatschappijen dat Nederlandse burgers het niet zo nauw
    meer nemen met het indienen van een schadeclaim. Zij zouden
    majoreren, fingeren of valse claims indienen om wat geld te
    verdienen ten koste van een onpersoonlijk slachtoffer. Als gevolg
    van fraudes op grote schaal zijn de verzekeringsmaatschappijen
    gedwongen de premies elk jaar weer te verhogen om de toenemende
    uitgaven op te kunnen vangen.

    lees meer

    IX – De wildlifebranche – 3.2. Soorten van criminele activiteiten

    3.2. Soorten van criminele activiteiten

    Om de illegale handel in wildlife produkten vorm te geven moeten
    verschillende soorten criminele handelingen worden verricht: 1) het
    smokkelen van dieren en/of planten; 2) het valselijk opmaken of
    vervalsen van vereiste CITES-documenten en het gebruik daarvan en
    3) het omkopen van overheidsvertegenwoordigers. De smokkel
    van levende dieren vereist veel vernuft, creativiteit en kennis bij
    de smokkelaars. Handelaren moeten goed op de hoogte zijn van de
    CITES-lijsten. Zij moeten beschikken over kennis van het produkt
    (tropische vissen, reptielen, vogels, katachtigen en primaten), zij
    moeten op de hoogte zijn van de zwakke plekken in het
    internationale wildlife- beleid, de internationale wetgeving en van
    de verschillen daarin tussen landen en, ten slotte, van de
    opsporingsinstanties en hun werkwijzen.

    lees meer

    Advies mr. J.K. Franx d.d. 20-10-1994 oververschoningsrechten (25/31)

    108

    Ambstedig proces-verbaal J.C.J.G. Barkman-Kuitert naaraanleiding van vragen van de commissie (10/28)

    124

    Ambstedig proces-verbaal J.C.J.G. Barkman-Kuitert naaraanleiding van vragen van de commissie (26/28)

    140

    Eindrapport – 10.4 De Delta-methode

    10.4 De Delta-methode

    10.4.1 Uitvoering Delta-methode

    A. Delta-methode onverantwoord

    lees meer

    << oudere artikelen  nieuwere artikelen >>